dinsdag 31 december 2013

vuurwerk

De actie van Serious Request - een landelijke inzameling waarbij radiopresentatoren tegen betaling plaatjes draaien vanuit een glazen huis - heeft dit jaar 12 miljoen euro opgebracht. Al het geld wordt gedoneerd aan het Rode Kruis dat daarmee kindersterfte wil aanpakken. Ik zeg: driewerf hoera!
Het was wekenlang buffelen, bedelen en leuren, maar dan heb je ook wat: twaalf miljoen euro. Dat zijn weer een hoop kindjes die niet sterven aan diarree of vervuild water.
In schril contrast tot de sterfte van kindjes, staat in Nederland de sterfte van handjes en tandjes. Ik heb het natuurlijk over vuurwerk. Want liever dan dat er tien euro voor een liedje wordt uitgegeven, geven we het aan onszelf uit. Knallen moet het. Van voor tot achteren, en dat mag wat kosten. In 2012 is er voor 65 miljoen euro aan vuurwerk verkocht.
De opbrengst was niet zuinig. Driehonderd mensen raakten gewond, er waren twee dodelijke slachtoffers en 95 mensen zijn hun zicht kwijtgeraakt. Jaarlijks kost het herstellen van ontplofte brievenbussen en bushokjes en al het opruimwerk rond de tien miljoen euro. Tel daarbij op de kosten van ambulancepersoneel, medische verzorging en jarenlange therapie aan hulpverleners zelf die te maken kregen met bedreigingen of erger. Kan ik even vangen? Is dat geen dolle pret?


Eigenlijk was het de bedoeling dat ik een felle column zou schrijven over bovenstaande. Ik wilde daarbij afsluiten met een fel pleidooi om de vrije verkoop van vuurwerk te verbieden en alles meer gecontroleerd te laten verlopen. Hoe dat moest, had ik ook al precies uitgedacht. Misschien niet helemaal naar wens voor de heren en paar dames knalpot, maar het scheelde zeker miljoenen uit de staatskas en ook wat vingers en ogen. Het bespaarde ook wat dieren een lijdzame dood door een rotje in hun kont. Ik ga het niet doen. Mijn mening leest zich al tussen de regels en hoeft geen betoog.
In plaats daarvan ga ik het hebben over mijn jaarwisseling. Met champagne dit jaar, om de moeilijke momenten snel te vergeten en om te proosten op de goede dingen die zijn gebeurd. Tweeëneenhalf jaar heb ik columns geschreven, tweeëneenhalf jaar wekelijks gepost op dit blog. Met veel plezier, en zoveel lieve reacties. Wat ik niet voorzag is dat ik in die tijd zo zou groeien. Zoveel zelfs dat ik inmiddels geld verdien met mijn schrijverij. Regelmatig sta ik in de bladen, en als klap op de vuurpijl (zowaar een woordgrapje) kreeg ik in november 2013 een heus boekencontract. Ik ga debuteren. Tijdnood en werkdruk dwingen mij keuzes te maken. Een daarvan is dat ik mijn wekelijkse stukje ga opgeven. Als je het leuk vindt me te blijven volgen, ben je van harte welkom op mijn website: www.evelinekarman.nl. Kom af en toe eens even spieken op dit blog, volg me op Twitter voor bijna dagelijkse krabbeltjes, maar blijf vooral genieten van taal.
Voor mij wordt 2014 een jaar vol klamme handen, zenuwen en hoop. En misschien een mooie afsluiting, een paar stille wensen die worden vervuld. Ik hoop voor jullie op een geweldig Nieuwjaar, een goede tijd en fijne herinneringen aan ene Karmanie.
Maybe we will meet again. En dat is pas vuurwerk!

dinsdag 24 december 2013

kerstmormels

Het is nog geen tien graden buiten en ik zweet me een ongeluk. Met gloeiend voorhoofd draaf ik door de winkelstraat voor mijn jaarlijkse dosis kerstcadeaus. Bijna vertrappel ik een kleuter die dreint om een Furby: een pluche speelgoedbeestje met een niet kinderachtige vanafprijs van 70 keiharde euri. Zijn moeder zucht. Ik haal mijn schouders op. Ze zoekt het maar uit met Furby en het kinderchagrijn: ik heb haast. Ik moet scoren. Bijna over de hoofden van andere mensen hol ik door de stad. Bij de parfumerie staan wachtrijen tot aan de ijssalon op de hoek. De Bijenkorf lijkt meer een discotheek vol knipperende lampjes en is afgeladen vol armen die als propellers rondmaaien om in de rekken te kunnen graaien. In de speelgoedwinkel wil ik niet eens kijken. Oei, wat een recessie toch.
Hebben, hebben, hebben, lijkt het credo. Brachten de koningen Caspar, Balthazar en Melchior nog braaf al hun kostbaarheden vrijwillig; tegenwoordig worden geschenken verwacht. Groot graag. En veel. Met een zelfgebreide rendiertrui of een parfummetje van Kruidvat kun je echt niet meer aankomen. Kerstmis is tegenwoordig het feest van de incasso. Natuurlijk draag je nieuwe kleren. En uiteraard heb je alle recht om te mopperen als je werkgever je geen kerspakket geeft. Een eindejaarsbonus is toch verplicht? Geen dertiende maand? Wat een droeftoeter van een baas.
Zelf ren ik door de warmgestookte winkels en stort me op de herenafdeling van een warenhuis. Alsof het warme broodjes zijn, pakt de caissière designertruien van tweehonderd euro in. Beteuterd kijk ik naar het paar sokken in mijn handen. Zal ik er maar twee kopen dan?
De simpele kerststol voor mijn sportmaatje kostte bij de bakker al veertien euro. Dat is gewoon dertig gulden, want omrekenen naar de tijd van Caspar, Balthasar en Melchior doe ik nog wel. En waar is Huub eigenlijk nog blij mee tegenwoordig? Op welk bedrag rekent Corien? Kan ik bij mijn zus nog wel aankomen met een fashioncheque van een tientje?
De keer dat ik werkelijk mijn best deed en al in november begon met zoeken, werd me ook niet in dank afgenomen. Het met zorg uitgekozen kookboek gaf te weinig uitleg. Het veel te dure maar o zo mooie topje was inderdaad prachtig, maar niet in het goede kleurenschema.
Midden in de mensenmassa sta ik stil. Twee tieners met armen vol plastic tassen botsen tegen me op. "Stom wijf," hoor ik. Ze hebben helemaal gelijk. Wat een idioot ben ik ook. Ik stop met de ratrace. Ik koop voor iedereen een mooie fles wijn of een doosje Leonidas en schrijf er een persoonlijke kaart bij. Zeikerig? Zal best. Maar het scheelt me wel mooi twee dagen winkelen en een halve maand huur.
En nog even over dat Furbybeestje van zeventig euro. Heb jij er geen gehad? Of baal je misschien van die zilvergrijze sjaal omdat je volgens de kleurstalen een 'zomertype' bent die een goudkleurige had moeten krijgen?
Geen nood. Vanaf morgen kun je weer alles vinden. Supergoedkoop zelfs. Marktplaats staat er vol mee.

dinsdag 17 december 2013

sentiment

In een grijs verleden studeerde ik in Tilburg. Ik zat op de Hotelschool. Volgens een vriendin is dat geen echte studie maar gewoon een school, maar voor mij was het in ieder geval bloedserieus. Ik had er niet alleen boeken nodig, maar ook een uniform. Een strikblouse, een koksbuis en een messenset. En alhoewel ik de Tilburgse binnenstad steeds beter leerde kennen, was het door mijn vier kilo messen dat ik hem ontdekte: banketbakkerij Van Vlerken. Hij zat naast Schlappi, de messenwinkel waar ik jaarlijks mijn fortuin uitgaf aan het slijpen van mijn juweeltjes.

Het winkeltje heet officieel 'lunchroom', maar is eigenlijk een kleine bakkerij. Er staan inderdaad twee bistrotafels met verweerde stoelen, maar die worden alleen gebruikt door degenen die niet kunnen wachten tot ze thuis zijn. Meneer Van Vlerken is net als de tafels ook wat ouder. Hij draagt een koksbuis met een blauwe blokjesbroek. Zijn bril heeft een ouderwets, zwart montuur en ik weet niet hoe hij het doet, maar de glazen zijn altijd beslagen. Al het lekkers in de vitrine is van zijn hand. Hij staat er midden in de nacht voor op. Brood verkoopt hij niet, maar hij heeft wel de lekkerste schuimgebakjes, de knapperigste bokkenpootjes en de grappigste Sponge Bobs van marsepein. Het interesseert me allemaal matig. Truffels moet ik hebben. Daar kom ik voor. Al jaren. Grote brokken knapperige chocola vol slagroom die amper in je mond passen. Je moet er twee keer op bijten waardoor de dikke crèmevulling langs je tanden in je mond gelikt moet worden. Nooit kwam een andere truffel zelfs maar in de schaduw van die van mijn bakkertje. Ik rij er zelfs voor om als ik in Brabant ben. Sentiment uit Tilburg.
Schlappi is allang weg. Samen met de BCC ernaast en het cadeauwinkeltje op de hoek. Maar het deurbelletje van Van Vlerken rinkelt nog hetzelfde als zesentwintig jaar geleden. Terwijl ik snuif van de suikerzoete dwarrelende lucht snelt hij naar de houten toonbank. Al lopend droogt hij beide handen af aan zijn sloof. Ook vandaag is zijn bril beslagen. Het witte haar piekt alle kanten op. “Wat mag het voor u zijn?”. Al die jaren dezelfde vraag. Hij houdt zijn hoofd iets omlaag en boven zijn bril glimmen zijn ogen. Wanneer hij mijn schatjes geconcentreerd inpakt, duwt hij het puntje van zijn tong tegen zijn bovenlip. Hij kijkt erbij alsof hij het liefst ieder truffeltje apart nog een afscheidszoen wil geven. In een koperen bak weegt hij mijn bestelling. Twee zakjes truffels. Een zakje borstplaat. Alles verdwijnt in papieren wikkels. Met veel kracht slaat hij op de halfverroeste ijzeren cijfers van de immense houten kassa.  De geldla opent met een tingelend belletje. Hij kijkt bijna verlegen als hij mijn geld aanneemt. Ik ruim mijn portemonnee op en hij wacht geduldig. Ik hoop dat hij het nog eeuwen volhoudt. Ik heb het hem al die jaren nooit durven zeggen, maar nog voor ik terug bij mijn auto ben, zijn alle zakjes altijd al kapot gescheurd en leeg.

dinsdag 10 december 2013

sterf, Anne Frank!

Brandhout. Dat is wat overbleef van het monument ter ere van Anne Frank: het joodse meisje dat in de tweede wereldoorlog tevergeefs jarenlang onderdook . Gevlucht voor de Duitsers. 'Slechte' genen, vonden ze van haar 'soort'. Nadat ze ternauwernood vernietigingskamp Auschwitz overleefde, stierf zij alsnog in Bergen-Belsen, enkele weken voor de bevrijding. Vijftien was ze. Anne liet een eigen monument achter: haar dagboek. De boom die later voor haar werd geplant in Frankfurt, haar geboortestad, werd deze week door onverlaten omgehakt en afgevoerd. Of mag ik zeggen: gedeporteerd?

De tweede wereldoorlog wordt nog jaarlijks herdacht. En dat is hard nodig. Marktplaats staat bol van de swastika's en überlollige originele Auschwitz-pyama's. De Britse prins Harry ging gekleed als Nazi naar een feestje. Vorige maand nog bestelde een Groningse studentenvereniging vijftig jodensterren voor een zuipparty.

Als tiener bezocht ik ooit het oorlogsmuseum in het Limburgse Overloon. Ik wilde begrijpen waarom 4 mei werd herdacht. Met twee vlechtjes in mijn haren staarde ik apathisch naar posters van tientallen meters hoge bergen met opgestapelde lichamen. Vergast. De monden open gezakt. Handen verstrengeld met die van kindjes, jonger dan ik. Ik zag de foto's van kratten vol uitgetrokken gouden tanden en kisten met hoornen brillen. Mijn tranen hield ik niet meer binnen toen ik een nagebouwde kamer van een kampcommandant binnenliep. Overal lagen restanten van mensen. Ik zag weckflessen vol afgerukte geslachtsorganen en embryo's, uit buiken gesneden. Ter vermaak stond er een kekke drinkbeker, gemaakt van beenderen. De kap van de schemerlamp was een gedroogde mensenhuid. Nooit meer maakte iets méér indruk dan dat. Nachten lag ik wakker van wat mensen elkaar konden aandoen. Het was een wijze levensles.
Die winter vroeg ik de kerstman om Anne's dagboek.

Arme Anne. Ik zoog haar woorden op, las over haar dromen en herkende mezelf, toen ook veertien jaar oud. Telkens als ik het zwaar had, dacht ik aan haar.
Het was vorig jaar dat ik er weer was: het Overloonse Oorlogsmuseum. De expositie was ingekrompen tot een schuchter wandje bordkarton van tien meter. De hele Holocaust was verworden tot enkele foto's. De rest van het museum was omgetoverd tot een pretpark vol jongensspeelgoed. Een kelder waar je het luchtalarm kon horen loeien. Zalen vol wapentuig en poppen van Finse militairen met speciale oorlogsski's. Vette monsters als Duitse Panther- en Tigertanks. Volgens het museum allemaal een stuk interessanter voor wie nu leeft. Interessanter dan het meisje Anne, dat met ongeveer tweehonderdduizend Nederlanders werd afgevoerd.
Net als nu de boom. Ter herinnering aan Anne en alle oorlogsslachtoffers, en gekweekt uit een stekje uit Anne's eigen achtertuin. Afgehakt. Midden in de nacht, snel doorgezaagd, de stukken doorkliefd en afgevoerd. Recessie. Haar nagedachtenis net als zijzelf verraden. Net als miljoenen joden, homo's en zigeuners verbrand in de kachel. Het was geen daad van 'ich habe es nicht gewusst'.
Het gebeurde waarschijnlijk gewoon door iemand die vijf euro op brandhout wilde bezuinigen.

woensdag 4 december 2013

vijftigers in maillots

Rustig laat ik mijn auto uitrollen, de file in. Muziekje erbij, dropje in mijn mond en mijn gedachten op nul. Helemaal in de relaxstand buig ik mijn hoofd naar rechts en kijk recht in de ogen van Zwarte Piet. Twee witte bolletjes in het pikzwart geverfde gezicht van een Hollandse vent van middelbare leeftijd. Hij draagt een felgele muts met een veer erop. Van schrik stokt mijn adem even. Dan trek ik langzaam op om het gat voor me te dichten. De auto rechts geeft ook zachtjes gas. Voorzichtig gluur ik opnieuw. Naast Piet Senior zit Sinterklaas himself. Ik schat de goedheiligman een jaar of vijfentwintig. Een smal jongensgezicht, de glans van de jeugd als een waas over hem heen.

Ik herinner me het Turkse gezin waar ik ooit naast woonde. Vader, moeder en drie zoontjes. Tijdens een kop thee met baklava vroeg ik mijn buurvrouw waarom de keukenruit was versierd met wortels en tekeningen van Sint. Sinterklaas sloeg hun huis toch altijd over?
Het was op school gebeurd, vertrouwde ze me toe. Ze kneep zacht in mijn arm en knipoogde. In een kantine vol überhollandse kleuters had Sint haar jongens aangesproken. Drie mannetjes op een rijtje. Met precies dezelfde donkere krullen en bruine ogen als hun vader. "Zo," had hij de zaal doorgekeken. "Je kunt wel zien wie hier de broertjes Güntaz zijn." Diepe bewondering had hij geoogst. In een zaal met bijna tachtig kinderen wist Sint niet alleen feilloos wie zij waren, maar ook hoe ze heetten. Zonder dat hij hen ooit eerder had gezien! Sterker, hij wist haarfijn te vertellen over het bezoek aan Nederland van Oma en Opa Ankara van afgelopen zomer. Wat een alwetend man, die Sint. Hoe machtig moest hij zijn. Sprakeloos waren ze op het podium geklommen om Sint te begroeten. Daarna was het hek van de dam.
Nooit meer zag ik kindjes die dieper geloofden in Sint Nicolaas dan deze ukkies.
De auto achter me toetert. Voor me lost de file langzaam op. Ik geef gas en schakel in de tweede versnelling. Daarna in de derde. Het autootje naast me rijdt synchroon met me mee. Onwillekeurig kijk ik toch weer naar de grote gele vlek op het hoofd van de oude man naast me met de dieprood gestifte lippen. Hoe is het mogelijk, denk ik. De vijftiger verkleed in een speelpakje met maillot, de student met amper de baard in zijn keel in het statige kostuum van Sint. Als ik weer kijk, zie ik dat Sints baard opzij geschoven is. Hij heeft een mobiele telefoon aan zijn oor. Vermoedelijk wordt hij nu bijgepraat over de zomervakantie van de kindjes die nu op hem wachten. Over opa en oma, en het gat in de nieuwe broek. Kindjes die na vanavond nog drukker dan anders in de weer zijn met wortels, stro en het zetten van de schoen. Ik glimlach als Sint zijn baard rechttrekt. Piet ziet mijn lippen krullen en knipoogt. Ik steek mijn duim naar ze op.

dinsdag 26 november 2013

feestjes

"Zeg, hoe gaat het eigenlijk met dat gekrabbel van jou?"
Ik kijk met een schuin oog naar de man die zijn toastje belegt met twee plakken zalm. Hij kijkt niet terug. "Het lijkt me zo nutteloos, zo'n blogje met dertig lezertjes," gaat hij door. "Besteed je nou veel tijd aan dat getik?"
"Zo'n dertig tot veertig uur per week."
De man trekt een stuk vis uit zijn snor en schommelt zijn glas Chardonnay. "Wat verdien je daarmee?"
Ik stotter bijna. "Ik begin net. Ik schrijf pas een jaar."
Met zijn pinknagel wrijft hij net zolang over zijn tandvlees tot hij de kleine komkommerschilfer vindt waar ik zo onopvallend mogelijk naar kijk. Pas na vier keer pulken bestudeert hij het groene velletje op zijn vingertop. Dan steekt hij het terug in zijn mond. "Mijn vrouw maakt kerstkaarten. Vangt soms wel vijftig euro per dag op braderieën."
Blijkbaar heb ik hem aangemoedigd met mijn flauwe glimlach, want hij duwt de pulkvinger tegen mijn borstbeen. "Mijn zus wint regelmatig weekendjes weg met prijsvragen. Lijkt me interessanter dan dat schrijverijtje van jou."
Schaapachtig hef ik mijn lege glas. "Ik ga even iets te drinken halen."
Onderweg naar de keuken slaat de gastheer op mijn schouder. "Heb je het een beetje naar je zin? Of ronsel je nieuwe volgertjes voor je blogje?" Zijn grote hand knijpt nu in mijn sleutelbeen. "Echt hartstikke leuk, die krabbels van je. Maar wanneer zoek je nu écht werk? Heb je trouwens de bitterballen al geproefd? Originele Van Dobben. Met mosterd uit Dijon. Zelf daar gekocht."
In de keuken staan zelfgemaakte zalmrolletjes met pijnboompittenmousse op het aanrecht. Daarnaast biologische schorsenerenpuree-quenelles. Dat weet ik omdat het recept onder een magneet van het Vrijheidsbeeld hangt. Met een knipoog naar de magneet zet ik mijn lege glas in de spoelbak. Dan glip ik de keuken uit, richting mijn huis.
Boven de opgewarmde macaroni van gisteren schrijf ik de laatste zinnen van een interview dat ik ooit hoop te verkopen. Het is de vierde dag dat ik eraan werk, maar wat ben ik er trots op. Het leest als een spannend boek. Als ik het voor de zesde keer heb verbeterd en opsla, krijg ik een sms'je.
Waar ben je nou ineens? Waarom lees je hier geen stukkie voor? Kunnen wij ook lachen!
Tranen prikken in mijn ogen. Hardhandig klap ik mijn laptop dicht maar een kwartier later open ik hem weer. Ik ga door.


Dit feestje was op de kop af een jaar geleden. Ik schreef rustig verder.
Weekblad Viva plaatste niet alleen dát interview, maar kocht er nog vier bij in drie maanden. Een maandblad gaf me een vaste column. En vorige week tekende ik het officiële auteurscontract bij een grote uitgeverij. In de herfst van 2014 wordt mijn boek officieel gepresenteerd. Met een feestje. En reken maar dat ik dan ongelooflijk veel bitterballen ga eten. Waarschijnlijk zijn ze niet van Van Dobben, maar de mosterd komt uit Dijon. En die ga ik daar verdorie zelf halen.

dinsdag 19 november 2013

vergetelheid


We hebben de kist voor het laatst aangeraakt. Een korte vingertik, een allerlaatste handkus op het berkenhouten fineer. Het was mijn afscheid van Peter, en mijn laatste keer dichtbij hem. Zijn lachende gezicht in het fotolijstje bovenop de kist waarin hij nu ligt: koud, bleek en zijn handen gevouwen. Zonder hem te zien weet ik dat zijn haar is gekamd zonder de rechtopstaande pluk waarmee we hem kenden. Peter, die nadacht terwijl zijn vingers door zijn haren zigzagden, waardoor dat ene plukje altijd omhoog stond. Als ik mijn witte roos op het deksel leg, verstijft mijn flauwe glimlach. Achter me hoor ik zijn kersverse weduwe. De hoge piep van een verlaten puppy, vermengd met de lange uithalen van een kalf in paniek. Meewarig wordt ze bekeken. Arme Anneke. Wat een ellende. En arme Peter. Zomaar dood.

Schouderklopjes klinken dof op Annekes colbert dat haar afgelopen kerst nog prachtig stond maar nu veel te groot lijkt. Overal slierten snot en kleine witte spikkels van kapotgedraaide papieren tissues. Huilende mensen die hun evenwicht op haar zoeken. "Dit mocht niet gebeuren, An, niet bij jou." Troebele ogen van waaruit tranen op de grond spatten, voor de pumps die Anneke pas kocht voor naar nu blijkt de laatste weken met haar man. De volslanke dame die het hardst huilt van allemaal, werpt zich als een slingeraap om Anneke. "Ik ben er kapot van. Helemaal stuk." Snot drupt uit haar neus en kleeft op Annekes kraag. De vingers van de dikkerd knijpen zo hard in een zakdoek dat alle kleur uit haar huid is weggetrokken. Een grienende man, klein van stuk en met een bril die door de hitte bijna van zijn neus glijdt, drukt Anneke tegen zich aan. Zijn ogen samengeknepen. Een traan rolt over zijn wangen. "Het is niet te bevatten," zegt hij. "Geen dag is voortaan nog hetzelfde."

Schuifelend werkt Anneke zich naar een stoel. Haar koffiekopje tikt ritmisch op het schoteltje als ze het probeert op te tillen. De dikke dame dept haar tranen met het zakdoekje. Brilman snift weemoedig en loopt hoofdschuddend naar de lange tafel waarop schalen cake zijn uitgestald. "Joop," stoot hij een andere man aan. "Ik heb foto's meegenomen van de kids. Meteen even doen?" In een beweging knoopt hij zijn jas open en trekt uit zijn binnenzak een cellofaan mapje. "Kijk, de Efteling. Lachen man, die wildwaterbaan." Met een plak cake op een servetje schuiven ze samen aan een tafeltje. Nog voor de eerste pagina is omgeslagen, hoor ik de mannen giebelen. De dikke dame maakt zich los. Met haar kin omhoog en haar ellebogen zacht duwend om haar weg in een rechte lijn te vervolgen, loopt ze naar het tafeltje met de twee heren. "Joop," zegt ze. "Wat leuk dat je er bent." De zakdoek wordt discreet in haar vestzak gefrummeld en ze wenkt de serveerster met de schaal broodjes. "Hoe is het afgelopen met de affaire van die leidinggevende op je werk? Heb je nog lekkere roddels voor me?

dinsdag 12 november 2013

liefde is... een column voor jou

Ze giebelt iets te hard, mijn beste vriendin. En daarna schatert ze zo uitbundig dat haar lichaam voorover klapt. Haar wangen blozen door de fles witte wijn die ze bijna in haar eentje heeft weggeklokt. Alsof het limonade was, nipten we onze drankjes weg, terwijl we aan een stuk doorpraatten. Haar hand tikt op mijn been. Precies op de vertrouwde manier die ik al jaren van haar ken.
We zitten samen in ons verjaardagsrestaurant, die ene héle leuke zaak aan de Rijnkade in Arnhem, en waar we elkaar consequent op een avondje uit trakteren als een van ons verjaart. Ik trek mijn portemonnee als het jaar net begonnen is, zij is aan de beurt wanneer de blaadjes weer vallen. Het blijkt al jarenlang de ideale tussenpoos om weer eens lekker bij te kletsen in een van de rood met gouden prinsessenstoelen.
We likken de laatste restjes strawberry cheesecake-ijs van onze lepels en buiken tevreden uit voor de open haard. Haar gegiechel maakt me vrolijk. Opgelaten halen we herinneringen op aan die ene avond, lang geleden, waarop we probeerden te voorspellen wanneer zij ten huwelijk zou worden gevraagd. Terwijl we het erover hebben, speelt ze glimlachend met haar trouwring.

Een vriendin, of zoals het woordenboek zegt: "een meisje of vrouw aan wie men door genegenheid en persoonlijke voorkeur gebonden is", is me nooit komen aanwaaien. Teveel verhuizingen, een onrustige jeugd en het feit dat ik simpelweg buiten de boot viel binnen het kleine dorpje waar ik niet paste, maakten het voor mij vrijwel onmogelijk om precies te weten wat het was. Nooit hoorde ik echt ergens bij, zo voelde het voor mij. Vriendschap leek me iets magisch. Iets wat anderen in overvloed hadden en ik niet. Ik troostte me simpelweg met de gedachte dat ik mijn verhalen dan wel niet allemaal kwijt kon; ik zou ook nooit worden geraakt door afgunst of onhandig geformuleerde zinnen vol jeugdige onbezonnenheid. Het was een schrale troost.
Ik kijk naar haar, naar haar grote ogen die stralen door het flakkeren van de vlammen. Af en toe knijpt ze me zachtjes in mijn hand. En dan geeft ze me opeens een Hello Kitty chocolade-ei, omdat ze weet dat ik daar blij van word. Het raakt me en ineens herinner ik me het gesprek dat we precies hier in deze fluwelen zetels hadden. Het gesprek vol tranen waarin ze me overtuigde dat ik moest gaan doen waar ik al die jaren van droomde: schrijven.
Zij was degene die me troostte na elke kattige reactie onder een stukje en de enige die met grote regelmaat bleef krabbelen op mijn blog. Soms was dat kritisch, meestal lief, maar altijd eerlijk en honderd procent zichzelf. Het was mijn vriendin die ik mocht interviewen om te leren notuleren. En samen met mij kocht ze ieder tijdschrift waarin ik stond. Vandaag schrijf ik mijn 150e column. En deze is voor haar.
Lieve J., dank je wel. Wat ben ik blij dat ik al die jaren jouw hartsvriendin mag zijn.

dinsdag 5 november 2013

goudkoorts


Al twee dagen ben ik druk in de weer. Op zolder schud ik de doos kampeerspullen leeg en in de keuken is oma's soepterrine het haasje. Alles wordt grondig geïnspecteerd.
Ik heb last van goudkoorts. Sinds ik las dat er deze week op een taxatiedag van het televisieprogramma Tussen Kunst en Kitsch een ketting is gevonden die getaxeerd is op 125.000 euro, werk ik als een diepzeeduiker het huis door. In de kelder vond ik niets. Dat is ook niet zo gek, want ik heb geen kelder. De voorraadkast gaf me alleen dozen vol kaarsen (je weet maar nooit wanneer de stroom uitvalt) en blikken soep. Ik rammelde nog met de grootste - misschien is er bij de oogst of de productie wel een ring ingevallen - maar het bleef akelig stil. In mijn liefste colbertjasje zat nog een logo van Foxy Fashion, een soort Cora Kemperman, maar dan uit 1981. Bijna antiek, maar dan op een foute manier. Mijn mooiste jeans is gewoon een basicmodelletje van Levi's en ook geen nieuwe auto waard. Tussen de overhoopgehaalde kasten kom ik tot de conclusie dat ik wellicht té positief startte. Misschien de geërfde broche van oma? Snel huppel ik naar mijn bijouteriedoosje. Het goud om de steen is al flink verkleurd en hoe hard ik ook speur, een keurteken zit er niet in. Ik zucht. Voor mij geen verrassing deze maand.

Programma's waarin prullaria kosteloos worden onderzocht blijken al decennia een succes. Van heinde en verre slepen mensen met gedrochten van schilderijen - ik meen zelfs eens een replica van het zigeunerjongetje gezien te hebben - en zes keer gelijmd kermisporselein. In de onderkant een meegebakken mysterieuze tekening van een pandabeer en de tekst: made in Korea.
Toch duiken er regelmatig verrassingen op. Ik zag presentatrice Nelleke van der Krogt al meermalen orgastisch koperen kannetjes in haar schoot wiegen en met omfloerste blik naar Chinese pispotjes in de vorm van een kikker kijken.
Af en toe is het raak. Een Romeins kannetje moest 10.000 euro opleveren, het volgespijkerde Afrikaanse tempelbeeldje vertegenwoordigde 150.000 euro en een op het oog onbenullig schilderij werd geschat op een kwart miljoen euro. Thuis op de bank zien Henk en Ingrid hoop aan de horizon. Het schilderij dat opa maakte van Mickey Mouse; de antieke Commodore 64 spelcomputer of de verbronsde kinderschoentjes van de neef van Frans Bauer: het zou zomaar eens je pensioen kunnen zijn!

Ik laat me in elk geval niet meer ontmoedigen door het feit dat negen van die tien items in het programma echte kitsch zijn. Dat is gewoon een kwestie van goed rekenen. In mijn huis staan zo'n 50.000 spullen, de nietmachine, gymschoenen en het wasrekje meegeteld. Tien procent daarvan is toch zeker 5000 en als ik dat naar beneden afrond, kom ik toch zeker op zo'n 500 hoogst onverwachte, waardevolle Kunstwerkjes met een hoofdletter K.
Jongens, bedankt voor het lezen, maar ik piep ertussen uit. Ik moet nodig de kerstballendoos achter het schot op zolder onderzoeken, de kralendoos doorspitten en in de garage de gereedschapskist omkeren. Nelleke, here i come!

dinsdag 29 oktober 2013

stront aan de knikker

De man met de groene waxjas kijkt opvallend onopvallend naar de wolken. Zijn hond zit gebukt naast hem. Idyllisch, zou je zeggen, ware het niet dat de hond poept en de man op een kinderspeelveld staat.
Willem, heet hij, en naast de eigenaar van de enorme Duitse Dog is hij ook eigenaar van de slijterij om de hoek. Tussen de verkoop van jenever en thuistapvaatjes door, laat hij Woef een paar keer per dag uit. Dat doet hij op het voetbalveldje voor mijn huis. Willem vindt dat makkelijk. Het is lekker dichtbij en geen enkel kind durft hem te vragen of hij de drollen opruimt. Al maanden zie ik door mijn raam talloze verhitte jonkies hun jacks achteloos in het gras gooien, en altijd kijkt een van hen een paar uur later beteuterd naar de poepvlek op de stof. Laatst werd ik getrakteerd op een schuiver: vol gas gleed de junior-spits door de bruine smurrie.
Ik heb Willem al een paar keer aangesproken. Tweemaal keek hij de andere kant op en de laatste keer keek hij me aan of ik Chinees sprak. De gemeentelijke opruimplicht geldt niet voor hem. Willems hond hoorde het allemaal gelaten aan en kleide een verse rookworst.


Als ik na een harde werkdag achter een kop thee zit, en de kleine sporters onhandig in het gras zie slalommen, ben ik het zat. Zodra Willem verschijnt, trek ik demonstratief de vitrage open. Voor de ruit vouw ik mijn armen over elkaar. Willem kijkt door me heen alsof ik lucht ben. Broederlijk kopieert het mini-elftal aan de overkant mijn houding. Willem steekt zijn kin in de lucht en loopt door.
In de keuken vind ik precies wat ik zoek: twee boterhamzakjes. Als een handschoen schuif ik ze over mijn vingers en knoop mijn vest dicht tegen de kou. De drol is nog warm als ik hem in mijn geplastificeerde hand schep. Ik zet me over mijn braakneigingen heen en wandel met mijn cadeautje de hoek om, richting slijterij. Vrouwlief staat achter de toonbank, Willem hangt net zijn jas op in het gangetje. Hij zucht tevreden. Zo heerlijk en gezond, een korte wandeling door de natuur. Vriendelijk knik ik naar twee klanten. Willlems' vrouw kijkt me aan met open mond, haar blik vol walging op de stinkende hoop gericht. "Uw man is daarnet iets vergeten," zeg ik. Gelaten smeer ik de inhoud van het zakje op de balie en de zijkant van de kassa. De smurrie glijdt over de glasplaat. Een in de haast meegetrokken grasspriet maakt het een waar kunstwerk. De vrouw gilt. Willem komt naar me toe, zijn vuist gebald in de lucht. Ik haper nog wat over de opruimplicht en maak me uit de voeten. "Als u me zoekt: u weet waar ik woon." Ik zeg het met rechte rug, niet van plan om me te schamen. Buiten is mijn hoofd ondanks de kou zo verhit dat ik mijn vest weer open knoop.
Willem is nooit meer in onze straat geweest.

woensdag 23 oktober 2013

Maddy McCann

Ik ben nog uit het tijdperk van Romy; de peuter die in 1997 van de ene op de andere dag samen met haar moeder - Marion van Buuren - verdween. Jarenlang staarde ik onbegrijpend naar hun opsporingsfoto. Wat leefde ik mee, en wat was ik boos op de verdachte - Romy's vader - die zijn mond stijf gesloten hield. Hemel en aarde werd afgezocht. Vijf lange jaren, waarbij ik bij elk nieuwsbericht mijn neus tegen het televisiescherm duwde.
Precies hetzelfde doe ik nu bij de zaak van Madeleine (Maddy) McCann, het Britse meisje dat ook spoorloos verdween. Zomaar in het niets opgelost vanuit een Portugees vakantiehuisje. Ik volg de zaak met bonkend hart. Lijkenluchthonden die aanslaan bij de auto van papa Gerry. Mama Kate die de eerste avond niet wil meezoeken en de telefoonhistorie die door beide ouders is gewist op de avond van de verdwijning. Hoe plaats ik dat tegenover het grote verdriet, de afgelegde verklaringen en de enorme geldbedragen die haar ouders al pompten in de zoektocht naar Maddy?
Het blijft een lastig verhaal, waarvan ik hoop dat deze nachtmerrie iedere ouder wordt bespaard.


Gigantisch is mijn geluksgevoel als ik dit weekend lees over een peuter die wordt teruggevonden. Bij een bezoek aan een zigeunerkamp verbaast de politie zich over een bleek, blond meisje tussen alle donkerharige Roma. De verklaring van haar 'ouders' over haar afkomst blijkt zo gammel dat een DNA-onderzoek volgt. Het meisje, Maria, blijkt hoogstwaarschijnlijk ontvoerd te zijn en slijt haar dagen met bedelen in de Griekse straten. Haar echte ouders worden nu gezocht. Nog voor die gevonden zijn, biggelen bij mij al tranen over mijn wangen. Ik zie een lieve blonde dame voor me met diepe wallen onder haar ogen door het gemis van haar boreling. Ze knielt glimlachend, haar armen verwelkomend open. Maria, die Cathy of Melissa blijkt te heten, staat onwennig tegenover haar. Verstijfd drukt ze zich tegen haar biologische moeder aan, terwijl ze de warme druppels die op haar blonde haartjes vallen, schutterig wegveegt. Een glimlach om mijn lippen, omdat dit is wat je alle ouder wiens kind is ontvoerd of verdwenen toewenst.
Inmiddels heeft zich al een tiental stellen gemeld die claimen de biologische ouders van Maria te zijn. Ik herinner me de vrouw die jarenlang in grote weelde leefde omdat zij iedereen voorloog dat zij Anastasia was; de dochter van de Russische Tsaar en gespaard tijdens de familie-executie. Ondanks de absurde realiteit dat in deze moderne tijd een kindje nog steeds spoorloos kan blijven, stemt het me toch vrolijk dat er zoiets bestaat als DNA-onderzoek. Maria wordt niet zomaar meegegeven aan de mensen die het meest op haar lijken, zoals in vroeger tijden werd gedaan.

Romy van Buuren werd gevonden in 2002. Ze was met haar moeder begraven op het strand. Jarenlang rolden badgasten hun handdoeken uit over hun lichamen. Het meisje bleek een week voor haar eerste verjaardag vermoord te zijn door haar eigen vader. Een reden daarvoor had hij niet.
Laten we hopen dat er beter nieuws komt over Maddy. Ik houd mijn hart vast.

dinsdag 15 oktober 2013

zwarte tiet

Zo, stelletje ondankbare rukkers. Ik ben verdorie nog niet eens in het land en er is al weer gezeur om mij. Ik ben een vieze, oude racist die zijn Pieten misbruikt. Elk jaar is het weer raak met dat gezeik. Kan Zwarte Piet nog wel? Nou, beste proleten, wat vinden jullie zelf? Jarenlang was ik jullie grootste vriend. Al in 1665 schilderde Jan Steen "Sinterklaasfeest". Of dachten jullie dat ik jullie niet meer herkende? Nu de mondvol blabla, maar ooit graaiden ook jullie hebberige kinderknuistjes in de lucht als mijn Pieten snoepgoed strooiden. Ik herinner me ook jullie onbeschoft lange verlanglijstjes vol leeggeknipte Bart Smit-catalogussen. Nu jullie de baard in de keel hebben, wordt opeens de vloer aangeveegd met dezelfde roe die al jaren is verbannen. Ook van het kruis op mijn mijter heb ik afscheid genomen. Te kerkelijk en niet 'multi-etnisch. Tja, ik verzin het niet zelf hoor.

Schiet maar in de verdediging. Blaat maar raak. Discriminatie. Alsof Piet een hulpeloos knechtje is. Pieten zijn juist de basis van mijn bestaan. Is racisme geen kwestie van lange tenen. Wat is er incorrect aan een traditie waarin zwarte mensen worden geprofileerd als harde werkers? Sjouwers van zware pakketten en pallets vol cadeaus, nachtenlang doorhalend?
Mensen die vanuit een andere cultuur naar Nederland komen zijn hier van harte welkom. Dat weet ik. Ik ben zelf ook Spaans. Maar dan moet je niet gaan zaniken over Nederlandse tradities in je nieuwe gastland. Wel de lusten, ook de lasten, zeg ik altijd maar. Trouwens, hoeveel blonde vrouwen voelen zich eigenlijk beledigd door al die blondjesgrapjes? En vergeten de dames en heren barricadebestormers voor het gemak vooral niet de blackface singers?  Blanke zangers schminkten zichzelf tot 1940 zwart om op te treden met negermuziek, hetgeen kleurlingen niet mochten. Van diezelfde blanken ja. Hilarisch.
Jullie hetze is beangstigend. Negerzoenen die ineens kusjes heten. Verhitte discussies over blanke vla, zigeunersaus, Afrikaantjes, moorkoppen en Jodenkoeken. Binnenkort verwacht ik een hetze tegen donker volkoren en het halfje bruin. En waarom doen jullie niets tegen die arme Huzarensalade? Brownies? Pindakaas? In de winkel ligt ook nog het fascistische Zuiveringszout. Waarom noemen jullie je Roodbonte koeien geen multiculturele koeien? En wat denken jullie van de arme Roos de Vries, die mij al vier brieven schreef over de voor haar tot op het bot kwetsende Anti-Roos-shampoo? Ik heb ongeveer 180 homoseksuele Pieten in dienst die jullie roze koeken uitermate kwetsend vinden. Hoor je hen klagen? Denken jullie daar wel eens over na? Dat ik die arme mannekes ook moet kalmeren? En weet je hoeveel diabetici Amerigo en ik al hebben getroost, puur en alleen omdat de naam Suikerfeest ze helemaal van slag maakt?

Nog even over negerzoenen en die Buys Zoenen en schuimkusjes nu. Van mijn  luisterpieten hoorde ik dat er genoeg Nederlanders en Vlamingen zijn die negerzoenen negerinnentetten noemen? Dat zijn dus volgens mij zaken waarover u zich veel beter druk kunt maken, dames en heren van de actiecomités. Weet u hoeveel brieven ik jaarlijks krijg van kindjes die daar dus helemaal niets van snappen? Rondspringende mannen die Piet heten met tietjes?

Met vriendelijke groet, vecht elkaar de tent niet uit, en tot over een paar weken,
Sinterklaas

woensdag 9 oktober 2013

flikker maar weg


Stad en land had ik afgezocht naar hét perfecte cadeautje. Het moest stoer zijn en vooral praktisch, want daar houdt hij van. Na zestien keer de winkelstraat te hebben doorgecrosst, vond ik iets. Zijn lievelingsgeurtje - deodorant mét aftershave -  verpakt in een snoezig houten kratje waarin je post kunt bewaren. Het witgeschilderde bakje, met zwarte letters gesjabloneerd, paste precies bij de prulletjes in zijn huis. Kán niet missen, dacht ik.
Trots zat ik naast hem toen hij het uitpakte. Samen met het glanzende papier werd de grote strik en mijn handgeschreven cadeaukaart tot een prop gefrommeld.
"Zohoo," kreunde hij lafjes. "Dat is mooi." Nog voor ik iets kon zeggen werd het deurtje van de allesbrander geopend. Het schattige kistje verdween in de kachel. "Wat ze toch niet verzinnen om hun meuk in te stoppen," hoorde ik nog toen ik met prikkende ogen naar de vlammen staarde.
Een oud Engels gezegde luidt: one man's trash is another man's treasure. Wat voor de een waardevol is, blijkt voor een ander waardeloos. Het overkomt me vaker dat ik verdrietig word als ik zie wat anderen achteloos weggooien. Zelf ben ik een koesteraar. Ik glimlach zelfs naar de papieren tassen van luxe merken. Geef me een lege oranje Hermès-schoenendoos - een volle is ook prima - en ik ben als een kind zo blij.
Jarenlang heb ik aangenomen dat dit voor iedereen gold. Als ware trofeeën sleepte ik mijn schatten mee. In het meest luxe hotel waar ik ooit logeerde, verzamelde ik een hele week verfrissingsdoekjes. Op het folie van de in zeep gedrenkte tissues stond de naam en stad van het exclusieve vijfsterrenhotel gedrukt. Als ware het verdiende medailles gaf ik de helft van mijn acht doekjes aan mijn vriendin, die er hoppekee, dezelfde middag drie openscheurde. Een om aan te ruiken, een voor de vieze vingers van zoonlief, en een om een broodkruimel naast haar mond weg te poetsen. Verbijsterd keek ik haar aan. Mijn hart scheurde bijna uit elkaar en met mijn arm in mijn handtas streelde ik mijn doekjes.
Het was diezelfde vriendin waarmee ik ooit winkelde. Tijdens onze strooptocht kocht ze nieuw ondergoed. "Dat is hard nodig," zei ze. Terug in haar huis kieperde ze haar nieuwe aankopen op het bed, knikte goedkeurend, en mikte daarna al haar oude ondergoed weg. Sprakeloos keek ik naar de nog bijna nieuwe kanten slips in de prullenbak. Ik weet zeker dat als ik dezelfde maat had gehad, ik de broekjes er stiekem allemaal had uitgevist.


Ik blijf het raar vinden: het wegmieteren van prima spullen. Gelezen tijdschriften verdwijnen in de papierbak. Shampoomonsters, gratis zakjes bloemzaad, vazen die niet meer de nieuwste modekleur hebben  - of erger, hagelnieuwe Hello Kitty-buttons, - : het wordt achteloos weggegooid.
De slips, verfrissingsdoekjes en het jaloersmakende postkratje ten spijt: ze bestaan niet meer.
Gelukkig heb ik nog genoeg notitieblokjes, Chanel-linten, Wuppies, reclamesleutelhangers, balpennen en Hello Kitty-buttons voor een heel mensenleven. Ooit komt het allemaal van pas. Echt.

dinsdag 1 oktober 2013

je bent zelf een pannenkoek


"En toen zei die loodgieter: 'gaat u daar maar staan, mevrouw.' De brutaliteit!"
"Wat verschrikkelijk, Elly."
Ik zit met manlief in een pannenkoekenhuis en telkens wordt ons gesprek onderbroken door de snerpende stemmen van twee bejaarden. Ze zitten achter ons en heten Elly en Mieke, zo hebben we ontdekt. We weten ook alles over de hartkwaal van Elly's zus, de monsterkat van Miekes buurvrouw en het dure boeket dat na vier dagen al verlept was. Er is veel mis in het leven van Elly en Mieke. 
"Het werd nóg fraaier, Mieke. Een uur of vier later hoorde ik uit het keukenkastje: 'Een kopje koffie zou er wel in gaan, mevrouw.'"
"De vlegel! De messen zijn hier trouwens afschuwelijk groot."
"Alsof ik een serveerstertje ben! Die mannetjes klussen ook altijd zwart. Ze hebben geld zat voor eigen koffie hoor. Mijn Jan kreeg vroeger ook gewoon een thermoskan koffie mee naar zijn werk."
Het jonge stel aan het tafeltje tegenover ons krijgt hun pannenkoek. Nog voordat de serveerster de borden heeft neergezet, knijpt Mieke razendsnel in haar arm. "Duurt het nog lang met de onze? We wachten al bijna een kwartier op een simpel pannenkoekje."
De jongen kijkt verbaasd. Zijn kans om een nieuw drankje te bestellen is verkeken. Schouderophalend knipoogt hij naar mij. Ik glimlach terug en hef mijn glas proostend.
Als ik mijn dessertlepel in mijn lege ijscoupe laat zakken, haast de serveerster zich met twee volle borden naar de twee dames.
"Het werd onderhand tijd," mokt Mieke.
"Die champignons lijken nog een beetje rauw," schudt Elly haar hoofd.
Bijna buigend wenst het jonge meisje de dames een fijne maaltijd. Dan vangt ze het teken op van onze buurman. Nog voor hij drankjes heeft besteld, roepen de twee dames het meisje terug. De pannenkoek is wel erg zout. Graag twee glazen gratis water, en vooruit, twee cassis. En extra poedersuiker en een nieuwe vork, want deze is smoezelig. Het meisje holt af en aan met een nieuwe vork, suiker, extra servetten, en wordt wéér teruggestuurd. De muziek staat te hard. Elly en Mieke kunnen elkaar amper verstaan door het 'gejengel'.
Het stel naast ons fluistert, een meelijwekkende blik gericht naar de serveerster. Mijn man rolt met zijn ogen.
"Stel je voor dat mijn Anne-Clair serveerster was geworden," begint Elly.
Mieke gniffelt. "Anne-Clair? De schande!"
"Twee sinas voor de dames." De serveerster spreekt vrolijk. Er staan zweetplekjes in de oksels van haar witte blouse.
"Cassis! Hoe moeilijk is het? Twee cassis!" bast Mieke. Stukjes pannenkoek vallen uit haar mond.
Opnieuw knipoogt de jongen aan het tafeltje naast ons naar mij. "Sorry dat ik me ermee bemoei," zegt hij luid, "maar u vroeg echt om sinas," De serveerster krijgt een twinkeling in haar ogen en ik ruik mijn kans.
"Die meneer heeft helemaal gelijk. Ik hoorde het ook. U bestelde twee sinas."
Ik knipoog terug naar het jonge stel en naar de serveerster, die me dankbaar aankijkt.
Voor de eerste keer die avond zijn de dames muisstil.

dinsdag 24 september 2013

klotezomer


Hoera het wordt weer herfst! Met de winter op de loer! Ik ontvang het najaar met open armen. Samen met de felle stortregens en sierpompoenen voor de deuren, krijg ik namelijk mijn man weer terug. Juichend zet ik de thermostaat een graadje hoger: het is weer voorbij.
Als de eerste zonnestralen dagelijks de tuintegels een stukje verder aftoppen, kruip ik elk voorjaar weer in mijn schulp. Krullen de blaadjes zich voorzichtig open aan de verder nog lege takken; dan weet ik dat mijn tijd voorbij is. De lente; elk jaar weer feestelijk geopend met de nachtmerrie voor iedere vrouw boven de 35: Rokjesdag. Verzonnen door Martin Bril en omarmd door het manvolk. Hoe meer rokjes, hoe beter. Eerst flaneren ze nog wat schuchter over straat, maar rap na Pasen explodeert het benenparadijs. Knokig, slank, vlezig en pezig: manlief bekijkt ze allemaal van top tot teen. Liefst onder rafelig afgeknipte spijkerbroeken waar nog een stukje bil uitpiept.
Maanden was hij niet vooruit te branden, nu wil hij ineens “winkelen”. Op zijn horloge klokt hij vijfendertig minuten af. Daarna wil hij koffie drinken op een terrasje waar het wemelt van spaghettitopjes met wiebelende borstjes die zachtjes meedeinen met het gegiechel. “Nog een cappuccinootje, schat?” vraagt hij dan.
Zijn blik is verankerd in de fraaie billen van de serveerster en ik kijk schuldig naar de haartjes op mijn benen, mezelf afvragend of ik kattegrit heb gekocht. Mijn man wordt opgeslokt door heel andere gedachtes. Ineens voel ik zijn hand op mijn dij: “Is dat niets voor jou?”, wijst hij met röntgenogen naar een dame in een rokje van rood lakleer. Ze is minstens vijftien jaar jonger en vijftien kilo lichter dan ik.
Mijn allerliefste, die ik 's winters thuis kan uittekenen in de door hem toegeëigende fauteuil, transformeert langzaam van Dexter-addict naar vlotte vent. Over de schutting maakt hij de olijkste grapjes met de buurman. De lingeriefolder die bij mijn vriendin op tafel ligt, heb ik nooit op onze deurmat gezien. In de supermarkt wuift hij twee tieners in heupbroekjes galant vóór onze afgeladen familiekar. Dezelfde man die maandenlang zeurt om rookworst, gourmetavonden en Franse kaas, wil opeens wortelsnacks en kipfilet.
In de maand augustus ziet hij nieuwe perspectieven. Op vakantie in Italië scheuren schaterlachende schonen ons voorbij op hun Vespa's. Ze zwaaien luchtig in het voorbijgaan, hun tanden stralend wit en met wapperende bossen glanzend haar. Mijn man schuift zijn zonnebril omhoog als hij zich omdraait. Kleine stofwolkjes dwarrelen op het pleintje. Voor ik hem kan stompen, stapt een nieuwe Bella voor zijn neus een winkel uit. Die middag erken ik mijn nederlaag met terugtrekkende bewegingen naar het washok op de camping. Mijn man vermaakt zich in het zwembad. Ik zie hem vanuit mijn ooghoek zwemmen; rakelings langs de ligbedden vol bekoorlijke dames met hun buiken vol kokosolie en parelende druppels boven hun lippen. Mijn wraak is zoet: aan de waslijn, tussen onze tent en die van de zes studentes uit Sittard, hang ik zijn uitgelubberde witte slips, maatje extra large.


Ik heb mijn man weer snel voor mezelf.

dinsdag 17 september 2013

hollandse hufter

"Nou, wij zijn deze zomer dus negen dagen op safari geweest, ik en Elly. En ik kan je verzekeren: twee dagen is lang genoeg. We begonnen al fout door vooraf een dag naar Nairobi te gaan. Dat wilden we wel eens zien: zo'n stad in de rimboe. Het was niks. Zelfs het duurste hotel was oubollig en krakkemikkig. Dan moet ik erbij zeggen dat die negers nog best aardig waren.
Tja, toen kwam Kenia. Elly zei "doe maar juli, lekker weer. Maar niks hoor. Het was tussen de 9 en 23 graden. Daar is niks tropisch aan. We liepen met een trui aan in Afrika. Leuke vakantie heb je dan. Dan was Phuket stukken beter.
Dag één was nog wel aardig. De eerste keer dat je zebra's ziet rondlopen is best lollig. En buffels, ook grappig. Maar na vier uur rijden hadden we het wel gezien, nietwaar El? En er was niet eens Wifi. Zat je daar in zo'n jeep. Het dak was dicht en tussen het ijzeren frame waren kijkgaten gemaakt. Heel leuk hoor, maar getverderrie. Je werd door elkaar geschud tot en met en we zaten helemaal onder het stof. Afschuwelijk. En bonken op die zandpaden. Overal hobbels in de weg. Mijn nieren zitten nog achterstevoren. Leuk zo'n savanne, maar van al dat geld dat ze aan toeristen verdienen, verwacht je toch wel comfortabel asfalt. Op een gegeven moment zei de gids dat er leeuwen gezien waren aan de andere kant van het meer. Dat was twee uur extra rijden in die rammelbak en ook weer twee uur terug. Nou, laat dan maar zitten.
Na de zebra's, buffels en neushoorns kwamen de olifanten en giraffen. Geloof me, ook die heb je na een paar uur wel gezien. Elly zag nog een leeuw die een kadaver opvrat, maar toen we foto's wilden maken, sleepte hij zijn prooi het helmgras in. Alsof wij dat dooie beest wilden afpakken. Trouwens, in Thailand mag je op de olifanten rijden. Dat kon hier allemaal niet.
Een keer overnachtten we bij de Masai, zo'n inboorlingenstam. We kregen een welkomstdans. Stonden ze daar te springen in die rode lappen. Het was niet om aan te horen, echt.
Je moest ook vooraf vertellen hoe laat je wilde douchen, zodat je warme water vooraf gekookt kon worden. Alsof ik weet hoe laat ik wil opstaan op vakantie. En als je 's nachts wilde kakken, moest je zo'n inboorling roepen. Dan wapperde hij naast je met een zaklamp om de wilde dieren weg te jagen. Elly zei nog, "daarom dragen ze vast die malle rode jurken. Als rode stierenlappen, zodat de leeuwen de toeristen niet opeten."
Wij zijn gelukkig weer thuis. Weg van die enorme stofwolken en het viezige gevoel. Ik heb zebra's genoeg gezien voor de rest van mijn leven. Het verveelt zo snel, zo'n safari. Ik zei al tegen El: "Volgend jaar gaan we weer lekker naar Thailand. Die negers blijven maar bij hun giraffen. Saint Tropez is ook goed. Beetje lunchen bij club Nikki Beach. Lekker schoon, wit en fris. En ze hebben daar tenminste champagne die fatsoenlijk schuimt als je in de disco een champagnedouche wilt."
 

dinsdag 10 september 2013

hello titty!


"Mijn bruiloft wordt een drama als ik geen nieuwe borsten heb!"
Sprakeloos staar ik naar het televisiescherm. Ik kijk naar het TLC-programma Bridalplasty waar een bloedmooie dame deze zin huilend uitspreekt. Om haar heen knikken elf andere vrouwen bevestigend. Kirstens bruiloft wordt nóóit een succes met deze mandarijntjes onder haar trui.
Het programma, gepresenteerd door een kloon van Marijke Helwegen, volgt twaalf dames die wekelijks cosmetische operaties kunnen winnen. Er komt een gezellige 'injectables party' en de uiteindelijke winnares krijgt aan het eind van de serie nog een bruiloft.
Deze week moeten de kandidaten hun huwelijksgeloften opschrijven. Degene wiens 'vows' het best matchen met wat hun verloofde hoopt, krijgt een retourtje privékliniek voor een operatie naar keus.
Noem me naïef, maar bij het woord 'huwelijksgeloften' dacht ik altijd aan emotionele, doordachte teksten die symboliseren waar het huwelijk voor staat. Ik dacht aan verrimpelde handen die elkaar zoeken in de bus. Aan je partners rolstoel duwen als het tegenzit en aan gelukkig zijn met wat je hebt, of dat nu twee ton op de bank, of een stokoude kampeertent is. Gisteren heb ik geleerd dat ik hopeloos romantisch ben. In het land van Mickey Mouse blijken hoop en beloften anders.
Slechts twee dames bieden "eeuwige trouw en steun in voor- en tegenspoed". De rest belooft zonder blikken of blozen zes dagen seks per week en niet meer mopperen na 's mans casinobezoek. Star Wars-verzamelingen mogen na het jawoord toch blijven en eenmaal getrouwd wil vrouwlief wél mee naar wedstrijden van de Chicago Cubs. Mijn oren flapperen ervan.
Gaan deze mensen ooit werkelijk beslissen over de nieuwe Amerikaanse president en indirect de toekomst van Syrië en Irak? Verbaasd slik ik mijn opgehoopte brok speeksel weg en probeer genoeg moed te vinden om verder te kijken. Het moet toch beter worden? Dit programma is vast een grapje.


Na alle geloften en het verzamelen van de punten, rollen bij twee dames tranen vol uitgelopen mascara over de wangen. Zij wonnen deze week geen ingreep. "Het is niet dat ik het niemand gun, ik heb die wittere tanden en liposuctie in mijn bovenarmen alleen zo ontzettend hard nodig," grient een van de - overigens prachtige - meisjes. Überbitch Jenessa knikt minzaam. Zij heeft hele strategieën uitgedacht om andere kandidaten weg te werken. Haar enige ambitie is 'de perfecte bruid zijn'. Dat lukt alleen met fillers, een wenkbrauwlift en een neuscorrectie. Dat ze daarbij anderen de grond intrapt maakt haar niet uit. 'In het kader van competitie is alles geoorloofd,' kwettert ze. Met haar elleboog duwt ze een andere kandidaat uit beeld.
Met ingezakte schouders besluit ik het programma af te kijken. Intussen google ik op mijn laptop en zie dat er forums vol vurige discussies zijn over wie het meest recht heeft op de trouwerij. Ik vind zelfs twee pagina's vol gebabbel over de irritante manier waarop bride-to-be Lisa het woordje verloofde uitspreekt (“fi-ahhhhhhhn-céééééé"). Bridalplasty is allerminst een grapje. Het is de tendens van hoe jonge vrouwen denken dat hun wereld beter wordt.
Cheyenne (21) wint het programma van vandaag. Zij mag direct door naar het ziekenhuis en krijgt als beloning een versmalde neus. Ze is extatisch van geluk.


Bridalplasty: maandagavond, 22.00 uur, TLC.

woensdag 4 september 2013

Nokia E66



Ik moet een nieuwe telefoon. Dat klinkt een beetje dwingend. Als een luxe uitspraak. Het wekt de indruk dat ik toe ben aan iets nieuws. En om eerlijk te zijn, ben ik dat ook.
Ook al ben ik van de generatie die nog een gele Sony walkman had - met van die rubber randen eromheen - , ik ga met mijn tijd mee en ben al jaren mobiel bereikbaar. Mijn huidige telefoon is een Nokia E66. Ik kocht hem in juli 2008: in het huidige tijdperk vol snufjes is dat de prehistorie. Er zit nog net geen slinger aan die in de ochtend moet worden opgedraaid. Appen - dat schijnt heel handig te zijn - kan ik er niet mee, net zomin als filmpjes opsturen of een internetpagina op mijn schermpje met formaat postzegel uploaden. Om nog een beetje over te komen als een hippe meid en niet als dinosaurus, prijkt er op de rug van mijn Nokia een sticker van Hello Kitty; mijn stiekeme vriendinnetje. Die opzichtige sticker heeft me zeker nog een jaar geholpen de boel een beetje te pimpen, zoals dat in hedendaags jargon heet.

In mijn portemonnee is het grote sparen inmiddels begonnen, want ik ben me rot geschrokken van de prijzen van een kekke foon. Een iPhone doet toch minstens zevenhonderd euro. Sinds ik dat weet, heb ik nog minder respect voor een kennis die wel ieder nieuw type aanschaft maar intussen jaloers klaagt dat ze ook wel eens een nieuwe jas zoals de mijne wil hebben. Zevenhonderd euro voor een telefoon gaat Karmanie in nog geen zevenhonderd jaar betalen. Een mobieltje is voor mij geen statussymbool maar een communicatiemiddel. En mijn oude doet het nog steeds.
Toch ontving ik vorige week een sms'je van een opdrachtgever. Kan ik je appen? Het was na de cynische opmerking van een interviewee* en die keer dat ik meewarig werd bekeken door een ober die mijn Kittyfoon op tafel zag liggen, wel een signaal. Ik ben niet meer hip. Ik wek de indruk dat ik niet meer van deze tijd ben en, erger, misschien ook wel gedateerde stukjes schrijf. Over gele middeleeuwse Sony-walkmans met rubber stootranden erom, bijvoorbeeld. Daarom ga ik binnenkort op zoek naar een meer prijsbewust wonder waarmee je gewoon kunt bellen en dat tegelijkertijd een king size scherm heeft. De Galaxy Grand, misschien? En er moet natuurlijk wel een Hello Kitty-cover omheen passen.
De fraaiste aanwijzingen dat ik met mijn Hello Kittymobiel thuishoor in het land der fossielen, kreeg ik de afgelopen weken toen ik wat beter om me heen keek. Voor me in de rij bij de supermarkt stond een meisje van dertien met de allernieuwste iPhone. Op vakantie had de meest armoedige straatventer kapotte sokken in sandalen maar wel een kekke Samsung Galaxy en - de klapper - bij de bushalte speelde een zo te zien zevenjarig kind op een Sony Xperia Z.
Later las ik het berichtje van een andere tiener: Moest vandaag kut formelier inlevere mr me tostie was facking lekkah. En nu chilluhhhh!!!!
En dure iPhone of niet, zo trendy en blits schrijf ik als Typosaurus Seniorus zelfs niet op de allernieuwste en allerduurste telefoon.


*interviewee: iemand die geïnterviewd wordt.

dinsdag 27 augustus 2013

de verliezer (kort verhaal)

Ik kan me niet meer beheersen, geef hem een mep op zijn wang. Zo hard als ik kan. Flarden spuug komen mee uit mijn mond als ik schreeuw: “Lafbek! Vieze, gore smurfendrol!” Emiel kijkt glazig door me heen, trekt zijn lip op. Mijn hand doet zeer.

De dag begon nog wel zo goed. Ik hoefde vandaag bij de apotheek niet te wachten en was snel klaar. Daarna vond ik in mijn jaszak een briefje van twintig euro. Geen idee hoe dat daar kwam, maar vandaag geen macaroni of witte bonen in tomatensaus maar riblap! Toen ik ook nog met de leuke studente in de lift stond, dacht ik dat mijn dag niet meer stuk kon.

Het was druk toen ik aan kwam op de parkeerplaats van de bouwmarkt. Van mijn extraatje kon ik eindelijk mijn deurbel repareren. De auto’s op de invalidenplekken stonden krap geparkeerd. Het kostte me vandaag meer geworstel dan anders om uit mijn scootmobiel te klimmen. Licht hijgend sloot ik de deur. Door alle inspanning ontsnapte een scheet. Juist toen ik me omdraaide en mijn eigen lucht herkende, zag ik hem. Hij stapte uit een donkerblauwe Audi die glom van protserigheid. Met grote stappen beende hij mijn richting uit, zijn arm achterlangs op de auto gericht. Het alarm bliepte. Emiel, nu nog een meter of veertig van me af, liep richting ingang.
Emiel! Vroeger vingen we urenlang kikkervisjes. We schommelden in autobanden, druk discussiërend of katten een rotje in hun kont wel of niet zouden overleven. De urenlange opwinding van onze fantasie bracht al voldoening. Emiel, nu in ribbroek met collegesjaal heeft mij nog leren tongzoenen. Geen meid zou ons ooit uitlachen. Bloedbroeders waren we. In mijn eerste autootje trokken we door Frankrijk, keihard meeblèrend met de cd van U2. In de achterbak oma’s oude tent en vier kratjes Heineken. Emiel wilde makelaar worden, ik miljonair. Nachtenlang boomden we over later. Tot ik ziek werd.


Mijn hand wuifde naar hem en Emiel minderde vaart met vragende blik. Daarna herkende hij me, ik zag het meteen. Na al die jaren kan ik iedere frons of rimpel bij hem lezen. Ik ben nu een stuk magerder. Emiel niet. “Emiel,” zei ik. “Dat is lang geleden!” Hij keek me vragend aan, loerde opzij naar mijn gebutste driewieler. Emiel kennende vindt hij de konijnenpoot aan het draadstalen mandje weerzinwekkend. “Ken ik u?” vroeg hij. Zijn gezicht zonnebankbruin, zijn tanden synthetisch wit. Ik knipperde met mijn ogen.
“Ik ben het, Fons!” Het kwam uit mijn mond, maar mijn stem klonk anders dan daarnet bij de apotheek. Stoïcijns staarde hij me aan. Ik hielp hem. “Je weet wel, de twee vleesketiers!” Mijn hand zwaaide in de lucht als de happende barbecuetang uit de campingwinkel. Zwijgend staarde hij naar de korst op mijn hand. Zijn kin week omhoog en zijn neusvleugels stonden opengesperd.
Toen ik net ziek was kwam Emiel nog vaak op bezoek. We lazen samen Batmanstrips of jureerden verpleegstersbillen. Emiel kreeg een vriendin, studeerde af, kocht een auto. Zijn wereld werd steeds groter en de mijne alleen maar kleiner. Ik wachtte. Wekenlang. Steeds wanhopiger. Eerst op Emiel en later op een donornier. Met steeds minder energie zag ik soms de zon door het ziekenhuisraam en droomde over prikkende zonnestralen op onze ruggen en over vergeten beloftes.

“Sorry,” antwoordde Emiel. Zelfs zijn stem klonk chique. Een man in een trenchcoat groette hem en in Emiels knikje zag ik zijn opgelatenheid. “Ik heb haast.” Het klonk zo onverschillig dat ik nu met zekerheid weet dat hij al mijn brieven heeft weggegooid. “Pardon” zei hij formeel, zijn voeten al gedraaid richting schuifdeur.
Een warmtegolf jaagt nu door me heen, verspreidt zich als een vlek. “Pardon ja!” schreeuw ik uit en wetend dat ik al zijn vooroordelen bevestig, treft mijn pezige, knokige hand doel met alle kracht die ik in me heb.
Karmanie schrijft behalve columns ook interviews, journalistieke stukken, fictie en non-fictie.
Deze week als intermezzo een kort verhaal.

dinsdag 20 augustus 2013

met je reet op Donnie

Vier kwam ik er tegen, dit weekend. Vier rouwmonumenten voor overleden kinderen langs de openbare weg. Dacht ik in eerste instantie nog een relaxed fietstochtje te maken; na de vierde stapel bloemen, lantaarntjes, knuffelberen en beschilderde kruisen -  met geboorte- en sterfdatum van Kevin deze keer - verlangde ik naar huis.

Vandaag staat in de kranten dat de moeder van de doodgereden Donnie verbijsterd is, omdat de gemeente Den Haag het door een heuse kunstenaar gefabriekte zitbankje niet wil plaatsen.
Het college stoort zich aan het prominente kruis op het bankje en refereert aan de regels omtrent grafmonumenten in openbare ruimtes. Kunst is uiteraard relatief, de een houdt ervan, de ander vindt het spuuglelijk. (zelf vind ik de Donnie op het bankje meer lijken op een rijpe twintiger dan op een kind van 13). De gemeente houdt hierbij wel een slag om de arm door alle media-aandacht even af te wachten.


Ik snap dat mensen zichzelf graag een plek toe-eigenen om te rouwen. Dat kan prima op begraafplaatsen, kerkhoven en bij urnenmuren, in alle rust en waarvoor je vrijwillig door de poorten loopt. Een ingetogen plek om geliefden te herdenken, zonder gevaarlijk geparkeerde auto's in het bermgras of omgevallen fietsen langs provinciale wegen.
Met jaarlijks 650 dodelijke verkeersslachtoffers is het echter zaak dat er regels zijn over het lukraak plaatsen van gedenktekens. Ik hou soms mijn hart vast als ik mensen bij het invallen van de schemer kaarsen zie aansteken op onverlichte provinciale wegen of in het gras zie zitten langs een ringweg in de bebouwde kom. Oordeel niet te hard, ik heb zelf ook een gezinslid verloren aan een auto-ongeluk. Rouwen doe ik nog dagelijks: bij het graf of wanneer ik fotoboeken kijk. Daar hoeft van mij geen wildvreemde met z'n reet op te zitten. Maar wat voor de achterblijvers voor wie een graf, urn of gedenkplekje thuis niet voldoende is?

De RTL-stal en half Ajax willen met een benefietvoetbalwedstrijd geld inzamelen voor een landelijk monument voor alle minderjarige slachtoffers van huiselijk geweld. Dat lijkt me een prachtig initiatief van de stichting RuJu. Cijfers tonen aan dat er in Nederland jaarlijks ongeveer 45 mensen overlijden door huiselijk geweld, waarvan 14 kinderen. Een eigen plekje voor hen in Zeist is dan ook een prachtig gebaar.
Als ik verder google, leer ik dat er zich tussen de eerdergenoemde 650 verkeersdoden maar liefst 32 kinderen bevinden. Verder speurwerk levert op dat er voor al deze slachtoffers geen landelijk herdenkingsmonument bestaat.
Zullen we afspreken dat als de heren voetballers genoeg geld hebben binnengeharkt voor stichting RuJu en het monument in Zeist een feit is, ze een tweede potje ballen voor een fatsoenlijk monument voor alle verkeersslachtoffertjes als Donnie en Kevin? Dan kan meteen de wildgroei aan kandelaartjes en beren na een fatsoenlijke rouwtijd weer worden weggehaald.

dinsdag 13 augustus 2013

grenzeloze lafheid

Ze kwam naast me wonen en ik wilde contact maken. Leuk, dacht ik nog, iemand om mee te delen.
Al na een paar keer viel me op dat ze ineens dezelfde kleur oogmake-up gebruikte als ik. Ik hield mijn mond. Ik zweeg ook die keren dat ze langs kwam voor 'een theetje' en al bij binnenkomst vertelde dat ze 'eigenlijk geen tijd had'. Opgejaagd zette ik de ketel op, terwijl ze vast alle weekbladen verzamelde die ik gelezen had. Haar tijdschriften gingen naar haar zus.
'Vertel jij maar, ik heb niets interessants beleefd,' hoorde ze me uit, terwijl ze haar i-Phone bestudeerde. "Dit is echt belangrijk." "Deze moét ik even nemen." "Mijn man, wacht even."
De keren dat ik haar mee uit nam voor een lunch of kopje koffie in een lunchroom werden alle versnaperingen gretig verorberd en geaccepteerd. Betalen liet ik haar niet, want 'ze kon net de aanbetaling voor haar vakantie fiksen.' En ondanks dat ik "echt geweldig was," kwam er nooit een uitnodiging terug. En nog snapte ik het niet. Ze had het vast druk, vergoelijkte ik. Ze schaamde zich vast voor haar kleine portemonnee. Ik hielp haar met alle copywerk voor haar eenmanszaak, want dat doe je als vrienden onder elkaar. De enige keer dat ik haar belde met een vraag over haarverf, 'was ze aan het werk.' Ze belde niet terug. De vakantie die ik haar aanbood om haar wereld groter te maken werd geaccepteerd en verorberd zonder ook maar een drankje te betalen. Een bos bloemen bij thuiskomst kreeg ik niet en tijdens de terugreis gaf ze aan dat ze die avond niet samen wilde eten wegens 'andere prioriteiten'. De dvd met gesorteerde foto's waar ik bijna elf uur aan had gewerkt - jij weet de volgorde vast beter dan ik - werd bij de voordeur opgehaald. 'We kijken later wel, heb haast!". Mijn hart brak in duizend stukjes, maar geloven in zoveel oppervlakkigheid kon ik toen nog niet. Mijn laatste geste, een kerstcadeautje, werd geaccepteerd met de vraag of ik de bon nog had. Ze wilde het ruilen in de winkel. En nee, zij had niets voor mij.


Mijn gas terug nemen werd dankbaar aanvaard. Moeite was aan mij niet besteed. Haar man stopte nog bij de voordeur voor een babbeltje; zij stoof zonder groeten voorbij. Contact werd vermeden, in vertrouwen vertelde geheimen likkebaardend doorverteld.
Nog net op tijd werd ik toen ik verhaal wilde halen bij de voordeur weggetrokken door mijn lief. 'Ik ga wel, je weet hoe ze is. Als jij haar confronteert, schrikt ze misschien. Maar ik zeg wel hoeveel pijn je hebt.'
Ze kwam haar holletje niet uit. Pas nadat manlief haar duidelijk maakte dat het misschien wel correct zou zijn mij te benaderen, hoorde ik wat. Een mailtje, schreef ze, zou niet alles goedmaken, maar, 'meer kon ze echt niet doen.' Verbaasd en beschadigd staar ik naar het scherm. Zes zinnen van 'meisje_322'. Meer kwam er niet. Een e-mailtje na twee jaar van mijn vriendschap, verzonden uit het huis naast me.

woensdag 7 augustus 2013

een beetje begrip voor de zakkenroller

"Het wordt steeds moeilijker voor me: zakkenrollen. Afgelopen weekend heb ik op de Gaypride gewerkt en de buit was karig. Negen smartphones, een Rayban-zonnebril, twee paspoorten, en uit alle gerolde portemonnees zo'n dertienhonderd euro aan contanten. De concurrentie maakt het lastig. Je wilt gewoon niet weten hoeveel het had kunnen zijn met minder kapers op de kust.

Deze drie dagen zijn er tientallen zakkenrollers gearresteerd. Alleen op het Rembrandtplein al 47. Het merendeel van de daders kwam uit Roemenië. Dit soort sukkels maken ons land te schande. Zij hebben niet goed geoefend, laten zichzelf de dag erna vaak wéér betrappen, en ik word erop aangekeken.
Ik ben nog nooit ontmaskerd. Ik ben namelijk een vakman. Een Pro. Apetrots ben ik op mijn lange vingers. In mijn thuisland, Roemenië, kan ik er niet veel mee. Ik wil niet werken op het land, want dan beschadig ik mijn handen. Fietsenmaker worden is ook niks voor mij. Dan krijg ik eelt op mijn vingertoppen. En met boodschappen inscannen achter de kassa verlies ik mijn vingervlugheid.
Ik heb gezocht naar andere mogelijkheden. Makkelijk werk met erkenning voor vakmanschap. Mijn talent lag in het zakkenrollen. Nederland bleek het paradijs. Ik geef meteen toe dat Dubai leuker is dan Hengelo of Tilburg - daar is altijd zon en iedereen draagt een Rolex of Breitling - , maar de straffen zijn in Dubai veel te hoog. Ik ben niet gek. Voor het opsteken van een middelvinger krijg je daar al gevangenisstraf. Ook in Duitsland en Zwitserland zijn ze niet kinderachtig.
Op sommige dagen bedel ik. Bedelen ja. Erg hé? En dat terwijl we allemaal broeders en zusters zijn. Roemenië hoort net als Bulgarije namelijk gewoon bij de EU. Ik bedoel maar. Snapt u het nog? Het levert overigens wel genoeg op, dat met de pet rondgaan. Zeker zestig euro per dag. Dat is bijna een maandsalaris in mijn geboortestreek.

Mijn vrouw vindt mijn zakkenrollerij maar niks. Te weinig contact met de mensen, zegt ze. Zij zit in het kettingrukken: iemand de weg vragen, als dankjewel een knuffel geven, en vliegensvlug alle sieraden weggrissen. Dat werkt vooral bij oude mensen. Easy peasy, zeg maar. Soms heeft ze geen zin in social talk en rukt ze gewoon de sieraden af. Anders gaat het toch maar naar hun kleinkinderen.
Nog een jaartje, dan kunnen we een huis in ons vaderland betalen. Cash hé. Je denkt toch niet dat ik mijn leven lang ga sappelen met zoveel talent? De truttigheid.
Ik ben geen tiepje dat van negen tot vijf kan werken. Ik heb vrijheid nodig. Mijn eigen tijd indelen, geen werkdruk en geen verantwoording aan een baas. Samen boterhammen met leverworst eten in een kantine: de gruwel. Nee, dan is dit stukken beter. Vandaag bijvoorbeeld lig ik lekker in het zonnetje na mijn harde werk op de Gaypride. Ik kon het even niet meer opbrengen na drie dagen keihard stelen uit roze netkousen en leren broekjes. Vandaag heb ik dus een baaldag. Even bijkomen ja. Mag ik?"

woensdag 31 juli 2013

chipsmonsters forever

Een half uur nadat ik per toeval tegen haar ouders botste, mailt ze me al: mijn vroegere vriendinnetje. Lieve Eveline, drie weken geleden had ik het nog over jou. Ik heb je een paar keer gezocht, maar iemand zei dat je in Amerika woonde.
Nerveus klik ik het bericht weg. Met mijn vriendin komen ook de herinneringen terug. Mijn oude leven. Mijn oude dorp. Flarden van gesprekken, geschreeuw, het diepe gevoel van onveiligheid. Teruggaan naar mijn vriendin, betekent ook teruggaan naar die wereld. Pas twee dagen later schrijf ik haar terug.
Ze woont er ook niet meer, antwoordt ze. Een nieuwe start biedt ze me aan. Kom je snel, vraagt ze nog.


Op een prachtige zondagmiddag draal ik eerst een kwartier voor haar voordeur en bel dan voorzichtig aan. Voor het eerst sinds 29 jaar omhels ik haar. Wat is ze mooi. En wat voelt het raar, die eerste vijf minuten.
Dan kruipen we naast elkaar en eten brood alsof er niets gebeurd is. We praten over vroeger en ik herinner me die maandag dat ik in de klas onder tafel kroop omdat de maatschappijleraar druk gesticulerend zijn arm voor me hief. Zij weet me te vertellen over de keren dat ik alleen door de straten fietste. Ik slik. Ooit belde ik bij haar aan met de smoes dat ik wilde spelen. Het enige dat ik zocht was een wc. Er was niemand bij mij thuis en een huissleutel had ik niet. Pas veel later kreeg ik de sleutel van de garagedeur. Mijn vriendin luistert. Ze geeft me chocola - dat weet ze nog - en knikt. Ze streelt me zachtjes over mijn arm. Nu gaan we verder, troost ze. We ruimen onze theekopjes op en de zon breekt door. "Weet je nog, die ene zomer?" vraag ik. We giechelen en haasten ons als de onbezonnen tieners van vroeger naar de supermarkt. Een kwartier later eten we op haar zonnige balkon weer chips met kerriedipsaus uit een zakje, precies zoals we die maakten in 1987. Het leven heeft blijkbaar zijn eigen agenda, besluiten we.


De avond daarna bestudeer ik liggend op mijn buik op zolder oude foto's. Naast me staat een bakje chips met kerriesaus uit een zakje. Wat ik zie is een schijnwereld vol desinteresse, angst en zelfzucht. Ik zoek een familiefoto, maar die bestaat niet. Met mijn vingertoppen aai ik over Ronnie de hond. Ik streel foto's van kleine C. en poes Paddy. Mijn ogen prikken als ik Edmund terugzie; mijn overleden vriend. Onderin de doos ligt een foto van de studentenkamer waar ik woonde als zestienjarige. Niemand die me daar bezocht. De paar fijne herinneringen raken me extra hard en laten me huilen, dwars over de rondslingerende prentjes.
Een paar dagen later Skype ik met mijn oude nieuwe vriendin. Ze laat me Papa Chico horen, het liedje uit de zomer van onze chipsaanvallen. De zomer waarin we samen ontwaakten. We zwaaien naar elkaar voor het scherm en bijten gelijktijdig op onze lippen.