dinsdag 25 december 2012

grijpstuivers

 
In Japan is deze week een bejaarde tot een jaar cel veroordeeld voor het stelen van negen cent in een tempel. Ik moet slikken als ik het lees. Een kort moment zie ik mezelf.
Zeven jaar ben ik als ik met mijn ouders en broer in onze gloednieuwe Simca door Oostenrijk trek. Mama doet geforceerd haar best om het gezellig te maken, Broertje C. en ik geven elkaar om de beurt gemene stompen. “Nee, jij bent stom!” Papa heeft al een paar keer op zijn hoofd gekrabd en krijgt de bekende rode vlekken in zijn nek. Onder het rijden draait hij zich half om en heft één arm. C. en ik houden ons koest. Papa’s klappen zijn een stuk harder dan die van elkaar. De uitbarsting blijft gelukkig uit.
Een half uur later parkeren we op een bergplateau. Papa wijst naar een picknickbank en mama draaft ernaartoe met een oude theedoek. Als ze het hout heeft afgenomen, eten we zwijgend onze in het hotel gesmeerde broodjes. Na een slokje koffie slaat papa zijn donkerbruine plastic beker van tafel. “Je had de thermoskan eerst moeten voorverwarmen met gekookt water, trut!” Hij schreeuwt en mama knikt naar ons. “Gaan jullie maar even spelen.” C. en ik rennen nieuwsgierig naar het altaartje in de uitgehakte rots waar we al die tijd al verlekkerd naar keken. Achter tralies staat een Mariabeeld: een serene vrouw met uitgestrekte armen in een blauwe, porseleinen jurk. Ze staat tussen plastic bloemen en houten kruizen en overal liggen geldstukjes. “Als we later geld hebben, kunnen we zelf op vakantie,” droomt C. hardop. In de verte roept mama. Papa schudt driftig de thermosfles leeg in het gras.
We zijn al bijna veertig kilometer verder als de muntjes in mijn hand per ongeluk rinkelen. Mijn ouders zijn woest. De auto slingert over de weg als papa zijn arm naar achteren zwaait om mij een mep te geven. Ik huil, maar de pijn is snel weg als ik de grote ogen van mijn broertje bewonderend zie kijken. Papa en mama zijn eindelijk eensgezind. “Eigenlijk moeten we jullie hier gewoon achterlaten in de bergen!” schreeuwt papa. Mama knikt. “Stelletje rotkinderen.”
Bij het eerste kapelletje dat we tegenkomen remt hij af ent trekt me aan mijn vlechten de auto uit. “En snel, jij!” C. staat achter ons te giebelen. Papa’s hand rust op zijn kruin. Onder toeziend oog van mama druk ik alle muntjes in het houten collectedoosje voor de plastic Maria met een rozenkrans om haar nek. Ze kijkt naar me, haar armen vergevingsvol omhoog.


dinsdag 18 december 2012

(vuil)spuiten en (alles) slikken


Mijn oogleden plakken bijna aan elkaar vast als ik zomaar binnenval bij “Spuiten en Slikken”; het onconventionele tv-programma van inmiddels belegen huisvader Filemon Wesselink. Tienermeisjes en opgezwollen plassertjes met warhaar lachen op commando naar Filemon. Die zit te glimmen want hij heeft “goed nieuws” voor de kijkbuiskindertjes. Glunderend verkondigt onze Messias, hij doet er bijna een plasje bij, de blijde kerstboodschap. De wietpas wordt afgeschaft. BNN vindt drugs niet alleen hartstikke oké, binnenkort kan gelukkig iedereen weer zijn of haar goddelijke gang gaan. Schaamteloos linkt Filemon drugsgebruik aan “normaal gedrag”. De mini-neanderthalers om hem heen kijken blij.
Het programma opent met een pornosterretje dat een borstvergroting wil. Volgens Milena houden de meeste mannen van flinke joekels. Dat ze geen winterjas meer kan dichtknopen deert haar niet; er is gewoon meer werk met grotere uiers. De specialist, Dokter van Onselen, formuleert het anders. Milena’s eigen borsten zijn “leeg”. Ook zou “meer projectie van de borsten niet misstaan.” Zijn assistente drukt naast hem extatisch haar nagels in beide handpalmen. Dan volgt een verslag van de operatie. Ik ben geschokt hoe vernieuwend BNN na al die jaren nog is. Een borstvergroting! Op! Televisie!

Filemons volgende gast, een GroenLinks-vertegenwoordiger met een fopneus aan een brilmontuur krijgt tussen de hasjdamp een prachtig idee. Tijdens werktijd heeft de drugsmessias bedacht dat er buiten stadskernen legale wietplantages moeten komen. Tuinderijen kunnen hun met moeite gevonden aspergestekers en tomatenplukkers inzetten om aan de permanente vraag te voldoen. Zijn aanvulling dat hiervoor taakstrafdelinquenten kunnen worden ingezet, slikt hij met zijn hijs van de tafeljoint in. Af en toe wordt Arno Bonte’s (alias de Fopneus) verhaal onderbroken door een uitverkoren playboymissje dat naast hem rondborstig stoned zit te zijn. Met na ieder grapje een vertraging van een paar minuten lacht ze lekker gek mee.
Net als ik bijna uit mijn stoel val van een Kerstman met glitterspray op zijn blote benen, wordt het kringgesprek onderbroken. BNN rapporteert een nieuw item. Sigarettenjunk Jan-Willem kruipt onder invloed van verboden deliriumplantjes met een handjevol medeaddicts in een Hiawatha-zweethut. Eerst lepelen zij in de tuin van Ome Lars (tussen de planten en een heksenkring van Gamma-grind) het zware Iboga-gif in. Dit helpt om “door een wedergeboorte afscheid te nemen van demonen”. Omdat dit “resetten” “ceremonieel werk” is, lukt dit volgens wonderdokter Lars niet in het medische circuit.

Daarna promoot ex-voetballer Andy van der Meijde zijn neukboek. In diens gloriedagen, zo op het oog minstens vijfentwintig jaar geleden, had hij bijna dagelijks seks. Dat zijn vrouw thuis hoogzwanger was, maakte hem niets uit: Filemon vindt Van der Meijde reuzenspannend. Met een trillend stemmetje neemt hij afscheid voor de winterstop. Ik zit inmiddels op het puntje van mijn stoel en houd mijn vingers gekruist. Zou BNN het durven volgend jaar? Een echt vernieuwend programma? Ik stel voor: “De kas”. Een wekelijks programma over een wietplantage met de grootte van een flinke fabriekshal. Gepresenteerd door de giebelende playmate en medegiechel Britt Dekker. Boordevol DD-cups en leuke gewapende hennepovervalletjes na vijven. Mag ik dan wel af en toe een resettende wedergeboorte in een zweethut van homo Erectussen Filemon en Fopneus Bonte? 

woensdag 12 december 2012

smachtende mannen

 
Iedere keer dat ik inlog in Hotmail, staat er rechts een bannertje van Lexa. Mijn computer heeft dan voor mij beslist dat het tijd is voor een date. Smachtende vrijgezellen genoeg: vanaf de advertentie word ik toegelachen door de knappe Basde_56. Hij lacht fluks zijn gefotoshopte quick-and-brite-tanden bloot. In werkelijkheid heb ik -buiten Barbie en Michael- nog nooit lichtgevende tanden gezien, maar Bas heeft ze. Bas is ook gezegend met een goede kop haar. Hij staat niet te pronken in zijn zwembroek of naast een gedateerde Ferrari, zoals de leftovers op de site, maar neutraal op een foto zonder lichaam. Ik durf te wedden dat er in zijn profiel staat dat hij universitair geschoold is. Mocht ik al niet vallen voor de charmes van Basde_56, dan lonkt Diederik ook zoetsappig glimlachend. Diederik heeft ook zin in een afspraakje met mij. De zwoele imitatie van George Clooney trekt me bijna het scherm in met een aura van succes en een totale overgave die zelfs schoonmoeders over de streep trekt. Het meest mooie is nog wel dat ze alle drie altijd online zijn, of ik nu midden in de nacht of voor het ontbijt mijn mail lees. Twentyfourseven staan deze woeste ridders klaar om met mij te chatten.
Het enige vreemde is, en dat zal wel een detail zijn, dat Bas, Diederik en Robert zich al bijna vijf jaar aan mij opdringen. Begrijp me goed: ik vind het zalig als een man veel moeite voor me doet, maar drie Hollandse, goedopgeleide Adonissen met paringsdrift die al een lustrum lang op mij wachten? Ik voel me heel speciaal, dat deze Godenzonen al vijf jaar geen leuke date kunnen vasthouden en kennis met mij willen maken.

Even heb ik getwijfeld. Lijden deze hotties aan een ernstige mate van bindingsangst? Zijn ze zwaar contactgestoord, notoire vreemdgangers, of psychiatrisch patiënt? Logeren ze wellicht in “hotel slot-en-grendel”? Om de man die wordt voorgeschoteld te kunnen strikken in haar web der liefde, zal iedere andere vrouw moeten inzetten met grof geschut. Met advertenties als “spontane vrouw wil met jou de wereld ontdekken” kun je natuurlijk niet aankomen bij Bas of Diederik. En Robert wordt niet warm of koud van “een goed glas wijn bij de openhaard”. Getemd moeten ze worden, en daarvoor is alleen het beste goed genoeg.
Een kort ogenblik heb ik de pagina van Microsoft bekeken waarin ik “gepersonaliseerde advertenties” kan blokkeren, maar ik durf het niet. Wat als ik straks in hoge nood ben? Wat doe ik als ik contact zoek met een advertentie (knettergekke amateurnymfo is klaar voor minstens zo knappe man die het single leven wil verlaten) voor Diederik, Bas of Robert?

Ik laat het maar even zo. Het is heerlijk om een George Clooney-lookalike achter de hand te hebben voor tijden van gebrek. Bovendien, ben ik in al die jaren al behoorlijk gewend aan ze. Het blijft tenslotte heerlijk dat er nu al vijf jaar een handjevol lekkertjes smachtend op mij wacht.

dinsdag 4 december 2012

monsterspin


In het bovenste keukenkastje helemaal rechts, ik hoef er gelukkig niet vaak te zijn, bewaar ik mijn spinnenbeker. Hij staat voor de vergeelde mixer, die sinds mijn keukenmachine kwam enkel nog schietgebedjes doet. Het is eigenlijk een porseleinen mok, die spinnenbeker. I love sex staat erop; het woordje love is een felrood hart. Ik kreeg hem van een jeugdvriendje toen hij terugkwam van een vakantie met zijn vrienden op Kreta. Van seks hield –ie zeker, dat vriendje. Vooral met Duitse Ilona, die hem nog maandenlang opbelde. Toen ik het uitmaakte, verdween de mok tussen de andere prullaria in mijn exendoos op zolder, samen met het halve hartje waarin mijn naam was gegraveerd.

Nu staat hij in het bovenste kastje. Er hoeft maar een spin over zijn allereerste, vers gesponnen draadje te kijken en ik grijp de mok bij zijn oor. Weglopers met flinterdunne lange poten, springspinnen of monsters vol rughaar: met de spinnenbeker vang ik ze allemaal. Ik lok ze met een pollepel en draai de mok eroverheen. Na vijf minuten, als ik zeker weet dat de spin het porselein niet opzij geschoven krijgt, hervat ik mijn moed en schuif een stevige reclamefolder onder de mok. Dat moet met militaire precisie gebeuren, want voor ik het weet rent meneer Spin (of mevrouw, ik kan het na al die jaren nog steeds moeilijk zien) weer terug naar het donkere hoekje achter de kast. In de struik aan de overkant nemen Spinnemans en ik opgelucht afscheid van elkaar.
We zijn twee handen op een buik, mijn spinnenbeker en ik. Hij klaagt nooit en laat zich niet uit het veld slaan door de kleine zwarte spikkels die alle hooiwagens en wannabee-tarantula’s op zijn glazuur achterlieten. Het deert hem niet dat er een paar losse poten op zijn bodem plakken.
Het is op een donderdagavond dat de deurbel gaat. Daar staat hij: Kretaboy. Twintig kilo zwaarder en met een neus die vier keer harder is gegroeid dan zijn haar. “Hé mokkel!” roept hij met zijn voet al over de drempel. “Ik zag je zus net in de stad en dacht: ik ga eens langs!” Hij draagt hetzelfde opzichtige model pilotenjack als vroeger. “Lekkere bank heb je!”. Hij ploft neer alsof hij thuis is. “Ken je deze nog?” Met een knipoog tilt hij zijn linkerbil omhoog en laat een keiharde scheet.
Ik zoek troost in de keuken en voel opnieuw de pijn van zijn ooit zo giftige en ingenieus gesponnen  web van ontrouw. “Ik denk nog vaak aan ons”, hoor ik om het hoekje. “Ik snap nog steeds niet dat jij het om Ilona uitgemaakt hebt.” Met bovennatuurlijke interesse kijk ik hoe de koffie in de kan druppelt. Vijf meter verderop knettert een nieuwe wind. ‘Ik ben jou ook nooit vergeten,’ denk ik als ik de dampende koffie voor hem neerzet. Een ragfijn zilveren draadje heeft zich losgemaakt uit het achtergebleven webje en trilt als hij koffiemelk opschenkt. “I love sex,” zegt hij als hij een ferme slok neemt. “Je bent mij inderdaad niet vergeten poes.”

woensdag 28 november 2012

lekker gepoept



Mijn kapster is vandaag van slag. Afwezig borstelt ze mijn haar. In plaats van thee geeft ze koffie.
“Is er iets gebeurd?” vraag ik.
Ze trekt haar schouders op en zucht. “Ik kreeg vanmorgen zo’n raar telefoontje. Een meneer wilde bedanken.”
“Maar dat is toch leuk, een dankjewel?”
Ze is niet overtuigd. “Meestal wel. Als iemand blij is, bijvoorbeeld. Maar dit was anders.”
Ze maakt me nieuwsgierig. “Waarom bedankte hij je dan, dat je nu zo in de war bent?”
In de spiegel zie ik dat ze haar ogen kort sluit. Dan vermant ze zich.
“Hij belde om te zeggen dat hij het gewaardeerd had dat hij gisteren in onze salon naar het toilet mocht.”
“Maar dat is toch niet raar?” Ik begrijp er niets van.
“Hij wilde even kwijt dat hij zo fijn had gepoept.” Ze spuugt het laatste woord uit. Ik trek een wenkbrauw op. Om haar te laten zien dat ik een nette dame ben, nip ik keurig van mijn koffie, alsof het voor mij volkomen normaal is dat mannen naar kapsalons bellen om dankjewel te zeggen na een opluchtende bolus.
“Hij vertelde dat hij onderweg was en in zijn auto enorme aandrang kreeg. Daarom was hij gestopt en onze salon binnen gelopen. Hij was zo blij dat hij hier naar het toilet mocht, dat hij er speciaal voor terugbelde.”
Ik begrijp het nog steeds niet helemaal. “Maar dat is toch alleen maar netjes?”
Ze rolt het snoer van de stijltang af en bekijkt me nog een keer. Dan puft een lange teug lucht door haar lippen.
“Nou,” vervolgt ze. “Hij zei dat hij heerlijk gepoept had, dat ons toiletpapier zo zacht was en dat hij flink had moeten persen. Daarna vertelde hij over zijn kringspier, de hardheid van zijn drol door het ophouden en dat hij de borstel had moeten gebruiken om alles weg te krijgen. Tot in detail!”
“Aha. En hoe reageerde jij?”
“Ik was perplex, liet hem zijn verhaal doen. Ik kon amper een woord uitbrengen.”
“Dat was precies wat hij lekker vond, zo met jullie bellen.” In mijn hoofd is het kwartje gevallen.
“Wat is daar lekker aan? Hij bleef wel een kwartier aan de lijn. Ik durfde niet op te hangen, omdat ik het zo zielig vond dat hij astmatisch was. Hij kwam amper uit zijn woorden.”

Aan de overkant van ons hoekje klimt een jongetje uit de kinderknipstoel. Zijn moeder wacht al bij de kassa. Als de voordeur dichtslaat, ben ik de enige klant. Mijn kapster trekt een pluk van mijn haar door de warme tang en kijkt om zich heen. Dan buigt ze naar me toe. “Weet je wat het meest gekke is?” Ze fluistert. “We waren gisteren gesloten!”

donderdag 22 november 2012

de jeugd van tegenwoordig

Precies zes minuten ben ik in de stad als ik de eerste winkel in marcheer. Uit mijn portemonnee grabbelde ik net genoeg parkeergeld voor één uur. Meteen in de allereerste bocht word ik al zonder pardon omver gelopen. De vrouw voor me ruikt naar kattenpis en mijn haar ziet er door de miezerregen uit als dat van Ernie uit Sesamstraat.

Ik ben in het centrum van Arnhem omdat ik een vriendin wil verrassen. In het diepste geheim heb ik voor haar een wandeltocht georganiseerd en daarvoor heb ik twee paar gympies nodig. Die heeft ze niet, weet ik.
Ik stamp langs de schappen. De goedkoopste gymschoenen kosten twintig euro per paar, en dat heb ik er niet voor over. Ik ontwijk de puppyblik in de ogen van de verkoopster die een andere klant helpt. Mijn parkeerbon is belangrijker en dus gaan mijn mondhoeken geen millimeter omhoog.

Gehaast vraag ik de caissière naar goedkope gympies. Het blonde meisje, ze is amper achttien, geeft me een stralende lach. “Ik zou u graag helpen mevrouw, maar we hebben ze niet. Pas in de zomer weer.” Dan buigt ze geheimzinnig voorover. “Ik heb het u niet gezegd, maar ik weet dat onze concurrent om de hoek ze verkoopt. Tweede straatje links!” Ze knipoogt en wijst met haar vinger de goede kant op. In plaats van dankbaar te zijn voor de gouden tip, zucht ik. Een lange zucht ontsnapt uit mijn neus. Nu moet ik weer de regen in en ben ik nog langer bezig.
In de aangeraden winkel staan ze niet. Een stevig meisje, nog geen jaar ouder dan het andere kind, ziet me snelwandelen langs de rekken. Charmant groetend staat ze opeens naast me. Met een korte knik vertel ik zonder maar de schijn van aardigheid op te houden wat ik zoek. Ze knikt. Goedkope gymschoenen verkopen ze alleen in de zomer, maar ze heeft nog wel wat restparen in het magazijn. Als ik een momentje heb, snuffelt ze met alle liefde in de rolcontainers. “Welke maat wilt u?” grijnst ze opgewekt. Haar blauwe ogen stralen als ze in haar dunne bloesje de donkere loods inloopt.

Tien minuutjes later houdt ze triomfantelijk twee paar perfecte gymschoenen omhoog. Haar paardenstaart piekt alle kanten op. “Nog met actiesticker ook. Vijf euro per paar!” Bijna huppelend loopt ze voor me naar de kassa. Ik kijk op mijn horloge. Nog twintig minuten. Als ze opschiet, kan ik nog snel naar de slager. “Ik moet ook enkelsokjes,” bits ik. Met rechte rug leidt ze me naar de sokken. “Deze hebben we mevrouw, kijk, in zwart en wit!” Ze houdt me twee pakjes voor. Dan legt ze haar hand op mijn arm en fluistert. Fronsend commandeer ik haar: “Harder!” Het meisje blijft even vriendelijk. “Als het goedkoop moet zijn mevrouw, zou ik ze ergens anders halen. Deze zijn duur en hun geld niet waard.” Ze wacht op mijn beslissing.
Vier minuten later loop ik door de beveiligingspoortjes. In mijn mond knispert het zuurtje dat ik van de verkoopster cadeau kreeg. Ik heb nog zeker tien minuten over. Als de deur achter me dicht valt, zie ik het. Buiten schijnt ineens de zon. ‘Dat ook nog,’ denk ik. Ik ben mijn zonnebril vergeten.

woensdag 14 november 2012

paarse prinses


Ineens was ze er. De vrouw met de paarse kleurspoeling door in een paarse plastic jas met bontkraag. Ze droeg een opzichtige tas van Chanel waarbij het merkje ondersteboven was vastgestikt. Haar tijgerlegging maakte het er niet beter op. Ik zat op een bankje, voor de kliniek waarin mijn allerliefste op dat moment geopereerd werd. Mijn ogen stonden glazig. Ze zat tegenover me en keek me aan, maar er kon geen lach af.

Vanuit haar jaszak klikte ze in een beweging een aansteker open met haar duim. Het was een metalen Zippo waarin een hartje was gegraveerd. Zuigend inhaleerde ze de rook van haar voorgedraaide sjekkie en bekeek me van top tot teen. Haar gezicht gaf geen krimp. Zelfs de enorme oorringen bewogen niet.

Ik keek over haar heen naar de ruiten van het gebouw waarbinnen iedere dag gestreden wordt. Voor sommigen kwam er uiteindelijk goed bericht, anderen restte het wegslikken en incasseren. De dood of de gladiolen. Ik slikte mijn tranen weg. Zo kon ik niet terug naar binnen, nog een klein momentje frisse lucht zou me goed doen.

De sigaret werd uitgedrukt op het houten bankje, een klein brandvlekje bleef over. Toen ik goed keek, zag ik dat er op hetzelfde plekje meer zwarte stippen zaten. Uit haar tas duikelde de Paarse Prinses een met diamantjes beplakte telefoon op. Haar enorme nagels toetsten driftig op de knopjes. Vanuit mijn ooghoek keek ik naar de glinsterende paarse steentjes. Op het moment dat we oogcontact maakten, borg ze het toestel resoluut op en staarde minutenlang naar de wegwaaiende wolken.

Een kale man zonder wenkbrauwen en wimpers passeerde ons. Ik ritste mijn jas iets verder omhoog. De angst voor een slecht-nieuws-gesprek zorgde voor dunne, natte streepjes die steeds breder werden. Likte ik eerst nog voorzichtig de druppels weg, ik kon ze niet meer tegenhouden. Ik brak. Mijn rug boog voorover om mijn schouders, die nu oncontroleerbaar schokten, te verbergen.

De vrouw met het paarse haar liet zich niet voor de gek houden. Ze schopte haar naaldhakken met pythonprint uit en stak op blote voeten over, richting mijn bankje. Eerst droogde ze met haar tanige handen mijn wangen. De bedeltjes aan haar armband rinkelden. En terwijl ik snikte, gaf ze me een zakdoekje en vlocht onhandig haar hele lijf om me heen en perste zich tegen me aan. Zonder ook maar een woord te zeggen hield ze me zeker tien minuten wiegend vast. Ze liet pas los toen de streekbus zich in de verte ronkend aankondigde. Haar hoge hakken tikten bij het instappen, net zolang tot de busdeuren dichtklapten. Ik keek naar het verfrommelde papieren zakdoekje in mijn handen. Het was paars.

dinsdag 6 november 2012

Lelijke Wereld


Tim Ribberink. In één dag en met één advertentie wereldberoemd geworden. De jongen die zich zo gepest en bespot voelde, dat hij zelfmoord pleegde. Vrienden, medestudenten, ouders en leraren hebben niets gemerkt van het getreiter. Toch is Tim nu dood.

Kon je vroeger nog rustig met een bochel of zonder voortanden door het dorp, nu bepalen strenge regels onze status. Sporters injecteren anabolen of doping voor hun minute-of-fame en meisjes slikken in de hoop vijf kilo te vermageren en erbij te horen levensgevaarlijke stackers. Homo’s kruipen massaal terug in de kast. Geert Wilders blondeert al jaren zijn haar. Wie wil er nu buitengesloten worden? Perfect zijn is de norm. Meer voorbeelden staan op Facebook: ruige feestjes, knappe vriendinnetjes en bruine lijven in tropische oorden. Niemand twittert over zelf veroorzaakte aanrijdingen en herpesuitbraken. Het leven moet leuk zijn.
 
Jian Feng kwam er ook achter. Haar man bleek niet verliefd op haar doorzettingsvermogen en ambitie, maar op haar uiterlijk. Na veel cosmetische chirurgie strikte Jian dan wel diezelfde man; hij klaagde haar aan omdat hun liefdesbaby hem niet beviel. Te lelijk. Niet perfect. Weg ermee. Een rechter veroordeelde Jian: bedrog! Lelijkerds horen niet bij knappe mensen.

Wat verschrikkelijk voor Tim en Jian, roept Nederland massaal. Wat een afschuwelijke scheldpartijen op de website van Tim’s werk! De lompheid van de Chinese rechter! Schijnheiligheid op Facebook! Wat een idioterie dat mooie mensen meer verdienen dan lelijke!

Zo zijn wij niet. Wij doen niet mee aan de ratrace om perfectie. Wij kopen liever een bespoten, gemodificeerde komkommer dan een kromgetrokken aanhangsel vol bruine plekken. We dragen liever een Turks Nike-shirt dan een polo van de Hema. Dure vakanties worden op krediet betaald. Ruim 22 procent van de sollicitanten liegt al in de sollicitatiebrief en een op drie vrouwen draagt een push-up beha.
Het kan nog grover. De website mooiemensen.com is er alleen voor “mooie mensen die zoeken naar mooie singles.” Hun advertentie is kristalhelder. Als je door de ballotagecommissie “mooi genoeg” bevonden bent,“ mag je lid worden voor 9,95 euro per maand.” Een selectie tussen buitengesloten worden en “meetellen.” De paar duizend leden zijn inmiddels zo “mooi” dat er volgens de website “regelmatig wordt gecast door reclamebureaus en fotografen.” En, hoe handig: “Via inschrijving garanderen wij dat je niet wordt lastiggevallen door honderden mensen die vaak geen afwijzing kunnen verdragen.” Mensen als Tim Ribberink. Die vallen maar een ander lastig. Hun ouders ofzo.

woensdag 31 oktober 2012

brief van Premier Rutte



Lieve mama,

Sorry dat ik al een paar weken niet op bezoek ben geweest. Zoals u weet, ben ik hartstikke druk. Het valt nog niet mee, werken. De eerste paar jaar op het Binnenhof vielen nog wel mee, recessen duurden en duurden, de terrasjes waren top en tussendoor deden we maar wat. Maar nu mama, ik ben de hele dag bezig. Van half negen tot vijf moet ik gewoon vergaderen! Ik heb amper tijd voor een lekker lange lunch, een beetje winkelen aan de Dennenweg of een potje patience.

En dat is nog niet het ergste, mam. Ik voel me zo leeg van binnen. Ik lach wel, maar ik ben niet blij. Het lijkt wel of ik het nooit goed doe. Ik had een lijstje met landsbelangen meegekregen van de jongens, maar dat is afgepakt. Ik weet gewoon niet meer uit mijn hoofd wat ik eerder had gezegd over de hypotheekrenteaftrek. De versoepeling van het ontslagrecht snap ik niet. Als ik langs de camera’s naar het torentje loop, steek ik mijn duim wel op en grimas wat, maar ik voel me zo naar. Ik zit nu in een kamer met Diederik die zegt dat hij een nieuw filmpje met zijn dochter opneemt als ik geen handtekening zet. Een filmpje waarin hij zegt dat Benthe geen boterhammen kan smeren omdat ik wil bezuinigen op de zorg. Ook dramt hij door over een generaal pardon voor kinderen. Hij zegt dat als ik geen “kinderloze kinderhater” wil zijn, ik gewoon teken. Ik doe dat dan maar. Diederik zegt ook allemaal nare woorden, zoals “coalitie”, “nivelleren” en “compromis”. Dat is toch gemeen, mama?
Zoals u gemerkt heeft, geef ik ook geen interviews meer. Alles wat ik zeg wordt namelijk uitgelegd als een belofte. Alsof artiesten die zingen over eeuwige trouw altijd gelijk hebben. Gisteren moest ik bijna huilen, ik was zo overstuur. Lodewijk en Ronald maakten een lange neus naar mij vanachter de plantenbak. Een uur later kreeg ik van Job een mailtje met een plaatje van Pinokkio.

Ow moeke, ik werk zo hard. Ik ben al tijden niet meer wezen stappen. De maandagen krijg ik nu bewust mee, waardoor de weken extra lang duren. De kans op een vriendin is zo ook nihil. Ik voel me zo alleen ‘s avonds en ik moet snel kinderen regelen, dat is beter voor mijn imago. Ik denk daarom erover om me in te schrijven op Relatieplanet. Met die foto van mij met die grijze stropdas, net als Christian Grey uit Vijftig Tinten. Ik heb al gekeken, de profielnaam RamboRut is nog vrij.
Mama, lieve mama. Misschien is deze brief een beetje onsamenhangend, maar ik ben zo moe van al die weken echt werken. Ook al dram ik alles er nu snel door, de eerstkomende tijd blijft het druk. Daarom kan ik niet zelf naar je komen, maar kan ik misschien wat prakjes krijgen? Ik stuur mijn chauffeur wel even om ze op te halen.

dinsdag 23 oktober 2012

stalker

Meestal weet ik wel uit welke richting het kwaad komt, maar in dit geval heb ik geen idee.

Het is een zaterdagmorgen in september. Mijn agenda is tot vervelens toe leeg. Op het aanrecht liggen alle net leeggeruimde boodschappentassen, mijn middagboterhammetje staat ernaast. De thee trekt. Afwezig controleer ik mijn ingekomen e-mails, want je weet maar nooit of er zich onverwacht nog een leuke avond aanbiedt. Er zijn twee nieuwe berichtjes. De reclamemail is snel verwijderd maar “Dutchie” ken ik niet.

ik ken jouw via via,” staat er. “Ik vind jou ongeloofelijk spontaan, lief en leuk. Ik woon net als jij in A. Geen verkeerde bedoelingen maar ben erg benieuwd naar jouw”. Ik lees het berichtje ongeveer 150 keer, maar heb geen idee wie de afzender is.

Ik besluit het te laten voor wat het is tot Dutchie twee weken later weer in mijn mailbox springt. “Bevalt je nieuwe auto een beetje? Dit soort dingen doe ik eigenlijk nooit, maar jij lijkt me heel lief en volgens mij ben jij erg speciaal”. Dit keer schrijft hij zonder spelfouten, hij heeft er vast lang over nagedacht. Ik voel me niet gevleid, eerder gefrustreerd. Ik vind Dutchie veel minder lief en speciaal. Wat wil hij? Heb ik iets te vrezen?

Met de berichten van Dutchie kan ik zelf wel invullen dat ik weinig hulp hoef te verwachten van de politie. Ook al is het misschien geen kwaadwil, het anonieme en de specifieke informatie die hij over me heeft, grijpen mij behoorlijk aan. Ik besluit de confrontatie aan te gaan en mail terug. Netjes vraag ik waar hij mijn mailadres heeft gevonden en of hij zich bekend wil maken. Dutchie schrijft terug dat hij dat voor zich houdt. Wel vraagt hij hoe het met me gaat nu, een poos geleden mijn relatie beëindigd is. “Wellicht,” schrijft hij, “kom je er nog wel eens achter wie ik ben.
Ik sla hevig aan het puzzelen. Mijn ex kan het niet zijn; hij weet niets van mijn nieuwe autootje en dook bovendien nog voor ik vertrokken was in een nieuwe verkering. Collega’s hebben mijn privé-mailadres niet. Ik slaap slecht en blijf zoeken. In alles zie ik hints: tijdens de lunch op mijn werk speur ik ineengedoken de kantine af naar wie oogcontact met me zoekt. Ik word steeds schuwer en wantrouwiger.

Dutchie blijft af en toe contact houden. Hij wenst me een gelukkig Nieuwjaar (ik heb nu ook een zilverkleurige auto, net als jij!) en wat later een vrolijk Pasen. Onder de foto van een paasei vol hartjes staat een PS’je. “Heb je je zonnebril al teruggevonden?” Weer later wil hij weten in welk hotel in Turkije ik zat. Hij staat op het punt om een vakantie te boeken en hij wil weten waar ik logeerde in Fethye. Lichtelijk schizofreen begin ik iedereen uit te horen. Ik open een speciaal  mailadres voor nieuwe kennissen. Ik vertel zo weinig mogelijk over mezelf en houd oude vrienden langs een onredelijk lange meetlat. De dag dat ik in mijn auto in het achteruitkijkspiegeltje kijk of ik misschien gevolgd word, informeer ik Dutchie over mijn angsten en de impact van zijn daden op mijn leven. Ik hoor niets.
Een half jaar na het eerste mailtje en vijf weken na mijn mailtje terug antwoordt Dutchie. Hij zit in gewetensnood en wil zichzelf bekend maken op voorwaarde dat ik hem onbestraft laat.

Een dag later weet ik het. Omdat Dutchie een nieuwe baan gevonden heeft, gaat hij weg bij mijn assurantiekantoor. Wat hem iedere keer het meest geraakt had bij het wijzigen van mijn polissen was mijn stem, schreef hij. “Je klinkt zo leuk aan de telefoon, ik vond je direct een schatje.

Ik heb woord gehouden en hem niet verraden. Sindsdien regel ik alles via e-mail.

woensdag 17 oktober 2012

pismondje

De omstreden urinoirs van de kunstenares Meike van Schijndel


Als ik vroeger als Limburgse kleuter zeurde om limonade, zong mijn moeder altijd een versje: “Hedde gi-j-dôrs, dan göt mar noar Horst. Doar wônt en vrouw die het un heundje en den piest ow zoë in ut meundje.”
En dat is precies wat een beetje kerel van kunstenares Meike van Schijndel mag doen: in haar mondje plassen. Een sensuele mond, compleet met volle zoenlippen en tandjes. De keel zuigt alle urine gulzig weg. Van Schijndel deed onlangs in Australië stofwolken opwaaien met het door haar ontworpen urinoir in de vorm van een opengesperde vrouwenmond. De Australische dames vonden het onkies: de “kleine boodschap” down under laten uitdruppelen tussen felrode lipjes.

Mij doet het denken aan de rage van een paar jaar geleden. In pisbakken werd een fotosticker van een vlieg geplakt zodat de zwaaiende slurfjes niet “buiten het potje zouden pissen”. De bromvlieg was te saai. Omdat Adam en zijn nazaten al sinds hun schepping op toiletvloeren plassen maar ze niet dweilen, kwam de sticker van de dame in badpak. Als je goed richtte, verdween haar beschermlaagje. De bieromzet steeg explosief.
Waarom plassen mannen zwaaiend? Wat is de lol om bij de geringste aandrang, waar dan ook, de gulp open te ritsen en ter plekke de boel te besproeien? Joop Klepzeiker-Lucassen piest nog jolig door brievenbussen in de binnenstad en in menig studentensoos wordt tegen de bar gesast. Hele vergaderingen lang willen gemeenteraadsleden “een plasje doen” over schade door wildplassers in hun stad. Oude gebouwen binnen loopafstand van een openbaar toilet of café worden beschadigd. De Sint Jan in Den Bosch plaatste zelfs een hekwerk om haar kerk om alle Jan Lullen te weren. Hoe kan het dat anno 2012 volwassen kerels moeten worden verleid hun “geslachtsdeel in een vrouwenmond te stoppen,” alvorens zij in de bosjes hun periscoop richten?

En dat brengt mij bij de kern. De nobelheid van ons aller dames. Wij vrouwen kijken lijdzaam toe. Jarenlang hingen wij boven het stinkende gat van Zuid-Europese pissoirs. Vriend en vijand liet zijn kleine vriend lekker uit op het grasveldje naast de auto, terwijl vrouwlief haar slippertjes voorzichtig rond de gele poeltjes naast het hurktoilet drapeerde. Vrouwenurinoirs zijn zeldzaam. Om van het gezeur af te zijn, kwam de P-mate: een plastuit waarmee eega’s, oma’s en dochters zichzelf vol schaamte staand kunnen verlichten.

Vrouwen: verenigt u! Ik heb inmiddels mijn eerste stap genomen. Vanaf heden ben ik tot nader order kunstenares. Straffeloos leef ik mijzelf uit. Eerst heb ik een model van klei gemaakt, waar ik lege emmers onder heb gezet. Na vele flessen mineraalwater heb ik intussen de beginnersfouten opgelost. Ik heb een titanenstrijd geleverd tussen de keuze voor waarheidsgetrouw werken of esthetiek. Echte mannen hebben immers haren tussen hun billen. Maar nu is –ie klaar, mijn damespotje. Smakelijk mannenvlees van keramiek, voorover geknield en roze geschilderd. Een foto van George Clooney en een kerstkalkoen dienden als voorbeeld. Op de porseleinen billen lijmde ik links en rechts twee zachte kussentjes. De bilnaad maakte ik aflopend voor een goede doorstroming. De anus staat wijd open, zodat hij goed kan ontvangen. Ik zie een goede toekomst op festivalterreinen en evenementen. Rijen vol aardewerken onderdanigheid, de schenen in het gras of op de tegels. Op de geglazuurde enkels onderbroeken, gesponsord door Björn Borg, Popla of Libresse. Wie durft? Zijn we meteen van al het gezeik af.


woensdag 10 oktober 2012

dronkenmanspraat


Erwin en Mariska heten ze, ik weet het nog precies. Ze kwamen uit Apeldoorn en mijn ex en ik ontmoetten hen op vakantie. We logeerden in een prachtig château in Frankrijk, vol nostalgie, harnassen en fluweel. Het enige dat niet in het plaatje paste, was de vrolijke bos rode plastic tulpen in het antieke lampetstel. Als je de stekker in het stopcontact duwde, want stroom was er dan weer wel, verlichtten de bloemen het mahoniehouten hemelbed. Net aangekomen en met nul kennis van de weg naar het dorp, leek het ons verstandig ons op te geven voor de “table d’hote”: een gezamenlijk diner dat onze kasteelheer als hobbykok zou bereiden. Erwin en Mariska hadden hetzelfde idee gehad. Op het moment dat we informeerden naar het donkerbruine stukje vlees dat voor ons lag, kneep de kasteelheer vriendelijk lachend in zijn gezicht. Varkenswangen. Mariska schoof haar bord weg.
De volgende dag botsten we tegen elkaar op in de hal. Iedere gast was die dag elders wezen eten en dat was beter bevallen. Of we nog een afzakkertje lusten? Op onze kamer, na twee flessen witte wijn, biechtte Erwin op dat zij in hun middeleeuwse torenkamer ook een bos lichttulpen hadden staan. We rolden over de grond van het lachen en deelden broederlijk onze bus Pringles. Na nog een avond, waar we met behulp van nieuwe wijn vol bewondering Erwin en Mariska’s verschoten gele tulpen bleven aan- en uit knippen en Monsieur Château ons tijdens onze klompendans kwam verzoeken iets rustiger te doen, werden we vrienden voor het leven.

Het ritje Apeldoorn-Arnhem en vice versa bleek niet zo heel erg lang. Voor het eerst bij hen, gierden we het uit om de houten Afrikaanse krijger die Erwin en Mariska op de kop hadden getikt in een curiosawinkeltje. Toen ze hem na betaling eens goed bekeken bleek Shaka Zulu behept te zijn met een fallus van ruim veertig centimeter. Wij op onze beurt, trakteerden hen in Arnhem op minstens even afschrikwekkende Afrikaanse muziek die we in een minstens zo obscuur winkeltje vonden. We dansten geheel in thema de regendans, omdat het buiten goot. Moe en voldaan haakten we, na een paar flessen wijn te hebben verorberd, onze armen in elkaar voor een gebroederlijk “tulpen uit Amsterdam.”
Gall en Gall deed goede zaken en wij genoten net zo hard. Er waren momenten dat we elkaar alleen maar hoefden aan te kijken om het uit te proesten. Steevast namen we bij iedere visite voor elkaar een bos tulpen mee. Bij verjaardagen zorgden we altijd voor een in vermomming verpakte bus Pringles.

En toen werd Mariska zwanger, een nieuwe fase brak aan. “Nee jongens, geen wijn. Doe maar een sjuutje. Erwin hoeft ook niets.” En daar reden we even later naar Apeldoorn, bepakt en bezakt, onze bankrekening drastisch geplunderd. We zaten verstopt tussen blauwe rompertjes, knuffelbeesten, een enorme Fisher Price-garage en een plastic tas van de slijter. De flessen Chardonnay bleven dicht. We kregen precies één beschuit met muisjes bij een kopje thee, erna was er cola. Het bakje eiersalade deelden we met ons vieren en rond vijven vertrokken we met stille trom.
“Het wordt vast anders,” fluisterde mijn lief me zachtjes toe die avond. Hij kreeg gelijk. Vier dagen later las ik Mariska’s handschrift toen ik de post van de deurmat raapte. Zevenentwintig keer hebben we het getypte velletje moeten lezen. Het stond er echt. “Met de komst van onze zoon, moeten wij andere prioriteiten stellen. Jullie horen daar niet meer bij. Het ga jullie goed.” Sinds die dag drinken we enkel nog rode wijn. Pringles hebben we nooit meer gekocht.

dinsdag 2 oktober 2012

dinsdag 25 september 2012

dwaze dwazen


September 2011.
Op een prachtige nazomermiddag slenter ik tevreden door de stad. Mijn salaris is net gestort en etalages vol glimmende, leren laarzen lonken naar me. Ik heb laarzen nodig en weet dat er in de hoofdstraat een prachtige schoenenzaak zit. Onderweg zie ik dat De Bijenkorf is verstopt achter een etalage van grote, gescheurde stroken papier. Ik glimlach flauwtjes terwijl ik links en rechts word gepasseerd door winkelaars met grote, gele tassen. Hun ogen staren afwezig en met vergrote pupillen. Ik maak direct rechtsomkeert naar huis. Die laarzen komen volgende week wel.
 
September 2006.
Ik ben net verhuisd naar een grotere stad en zoek nog hard naar werk. Dat is er nu nog niet, maar als ik mijn handen uit de mouwen wil stropen, is er iets tijdelijks. Ik stem toe en meld me een paar dagen later in alle vroegte bij de personeelsingang van de Bijenkorf. Het zijn de “Dolle Dwaze Dagen” en er is tijdelijk extra personeel nodig.
Na instructie loop ik naar de eerste verdieping waar ik me meld bij de pallets met beha’s. Al mijn nieuwe collega’s hebben zich verzameld en hangen over een vide. Ze kijken naar buiten, hun vingers lachend vooruit gestoken. Ik zie het nu ook. In het donker verdringen zich dik voor openingstijd de eerste diehard shopaholics. Ik zie verbeten blikken en lijven die zich wringen in de enige juiste richting: vóór de ander.
 
Wanneer het rolluik amper een kwart omhoog is, huppen de eersten er gebukt als kikkers onderdoor. Hun ene hand maakt graaibewegingen, de andere omklemt een stapeltje uitgeknipte folderpagina’s. Verwilderd rennen zij de roltrap op om teder hun Vandyck-dekbedhoes van 329 voor 209 euro tegen de borst te drukken. Daarna scheuren zij in slalom en met militaire precisie richting schoenafdeling. Replay-laarzen van 279 euro voor 219 euro! De route is de dag ervoor op proef gelopen tussen de met doeken afgedekte bakken door. Verhit en met geruïneerde kapsels worden boven stapelkratten ellebogen uitgedeeld en voor mijn neus worden handenvol beha’s weggegrist, de juiste maat filteren kan later nog. Waar is de leren Goosecraft-jas van 479 euro? Een echtpaar heeft schreeuwende ruzie in een paskamer. Ze zijn het niet met elkaar eens of de Esprit-tas van 119  voor 99 euro nu een koopje is of niet. Voordat de tas de grond raakt, wordt hij al weer omarmd.
 
In de looppaden vertrapt de meute weggesmeten knipsels van reeds bemachtigde luxe-artikelen. De korf knapt bijna uit zijn voegen. De eerste uren kan ik er nog om lachen. Zombies met glazige ogenen volle armen scannen nogmaals de route.  Hup, snel, naar beneden!  Want waar vinden ze anders nog een panty voor 16 euro?

woensdag 19 september 2012

monsterlijk


“Conny Palmen,” briest hij. “Dat vind ik toch zo’n kutwijf!” Hij zwaait zijn wijsvinger vlak voor mijn neus op en neer. “Wat een snobistische kakdrol is dat zeg!”. Ik ben op een culturele dag voor schrijvers en geïnteresseerden. In de tweede pauze komt het magere mannetje vanuit het niets naast me staan en stelt zichzelf voor als “Nederlands toekomstige bestsellerauteur”. Op zijn koffieschoteltje ligt in een bruin plasje een half aangevreten boterham. Een tweede bungelt in het boterhamzakje dat hij deels achter zijn broekriem heeft gestoken. Zal ik hem vertellen dat het woord kakdrol een pleonasme is? Ik houd wijs mijn mond.

“Echt! Die Palmmuts is me toch een parrevu!”. Ik raad dat hij het woord parvenu bedoelt, maar zeg weer niets, misschien gaat hij dan wel weg. “Iedereen schrijft waardeloos, behalve zij!”. De vinger draait nu richting het podium waar Conny zo geïnterviewd zal worden.
Zijn handpalm poetst het zweet van zijn hoofd, dezelfde beweging alsof hij zonnecrème smeert. In een vlugge beweging wrijft hij zijn vingers vervolgens over zijn broek en knielt voor een canvas rugzak.

“Kijk! Dit is pas een boek!”. Het statafeltje wiebelt als hij de bundel neerlegt. “Het verhaal van de toekomst. Ik heb het al naar zes uitgevers gestuurd, binnenkort stromen de aanbiedingen binnen.” Om hem niet voor het hoofd te stoten, til ik het boek op. Het is zelfgemaakt, via een website waar je tegen betaling boeken per stuk kunt laten afdrukken. Stroperige bloedletters besmeuren de kaft. De Sporken komen!, lees ik. Uit beleefdheid vraag ik de man waarover het gaat. Al na de eerste zin over driepotige ruimtemonsters die met zuignappen huisdieren ontvoeren, spieden mijn ogen door de zaal. Overal staan groepjes mensen te lachen met elkaar, geïnteresseerd. Ze roeren hun thee of wijzen naar de poster met daarop het middagprogramma.
“Luister je wel? Ik vertelde net over die gnoom die de hondenvachten heeft gestolen!” Zijn gezicht houdt hij nog geen vijftien centimeter van me af. In de hoekjes van zijn mond hebben zich schuimbelletjes gevormd. Dan valt mijn oog op zijn T-shirt, dat als een lap om zijn iele schouders valt. Er staat een paars monster op dat in zijn bek een aangevreten konijn klemt.“Leuk he?,” ziet hij me kijken. “Ik heb al een hele merchandise-lijn van de Sporken bedacht. Dit wordt groots.”

Leon Verdonschot loopt vriendelijk knikkend vanuit de centrale hal terug naar het podium. Overal draaien gezichten zich om. “Het gaat weer verder,” knik ik naar de mensenkudde die roezemoezend in beweging komt. De man grijpt zijn rugzak en trekt het boek uit mijn handen. Het boterhammenzakje met het overgebleven volkorensneetje valt op de grond. “Ik vertel jou de rest straks nog uitgebreid. Eerst Conny!” Hij rukt zich weg en werkt zich door de mensensliert naar de tribune. Net voor hij naar binnen wil stappen, draait hij zich abrupt om. Met gefronste wenkbrauwen richt hij zijn ogen vragend op mij. Ik wijs met mijn vinger richting toiletten, mijn linkerhand stevig geklemd om mijn autosleutel.
Roermond, 9 september 2012 (schrijf, schrijver, schrijfst)

dinsdag 11 september 2012

struisvogelpolitiek

Mijn moeder stemt op Emile Roemer omdat hij uit Boxmeer komt. Zelf woont ze een dorpje verder. “Het is zo’n aardige man”, zegt ze. “Zijn vrouw is ook een schatje. Werkt hier in het zorgcentrum”. Wanneer ik doorvraag over haar motivatie knippert ze met haar ogen. “Pfff, daar vraag je me wat. Motivatie? Dat is toch dat je nog zin hebt in je werk?”

Haar zus stemt CDA. Niet omdat ze weet wie meneer Buma is. Nee, opa stemde al op het CDA. Dan is het goed. Hoe minder er verandert, hoe liever.

Na de storm om flirtvlegel Wouter Bos (“het is zo’n lekker ding”) hoopte ik eerlijk gezegd op wat diepgang en ontwikkeling voor onze toekomst in mijn omgeving. Dat bleek voor niets: partijprogramma’s gaan ongelezen in de houtkachel, digitale stemwijzers zijn overbodige internetsnufjes. Mijn vader fronst zijn wenkbrauwen als ik hem vraag hoe hij denkt over de dreiging voor ondernemers die net het hoofd boven water kunnen houden. “Vertel eens meisje, hoe gaat het op je werk?”
We eten worteltjes die in de schaal al uit elkaar brokkelen, want dat is makkelijker prakken. Daarbij appelmoes van valappels, gekookte aardappels en voor elk een schnitzel van 20 vierkante centimeter. “Ben jij trouwens nog steeds met die biologische geldklopperij bezig?”, vraagt mijn moeder als ze ongevraagd romige jus op mijn bord schept. “Kip is kip hoor”. Achter mijn rug wordt een actualiteitenprogramma weg gezapt voor het weerbericht. Het sportkatern dat op de bank slingert, vangt de afstandbediening op. Het eerste stuk van de krant omarmt het bruinoranje wortelschraapsel in de prullenbak. Een abonnement neem je voor de strips en de sportbijlagen: “verder staat er toch alleen maar ellende in”. Nog voor mijn bord leeg is, worden de yoghurtschaaltjes op tafel gezet. “Eet eens door lieverd, dan is de afwas weg voor Lingo begint”.

Het boerenbontservies glijdt in het afwaswater. Ik laat het er niet bij zitten. “Zeg mam, heeft u het partijprogramma gelezen? Jullie hebben toch vast ook een mening over Brussel?”. Ik had beter moeten weten. “De vleesplank moet hier”, schommelt ze achter me langs. Als ze hem wegschuift, knoopt ze haar schort open. De strik valt omlaag bij het vullen van de fluitketel. “Emile komt hier uit de buurt en dat is ons soort mensen. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Al die gekke maatpakken en Haagse “sjiekdeunereej”.
Het woord recessie kent ze wel. Ze hoort het regelmatig bij het klaverjassen waar het een hip woord is voor mensen van boven de rivieren en uit de Randstad. “Je hoeft niet te denken dat ik dom ben hoor. In de Libelle staat ook wel eens een boekrecessie”. In het kleine dorpje van mijn ouders komen uitkering en pensioen iedere maand gewoon binnen. Groente wordt uit de tuin geplukt, haardhout ritselt de boswachter. Plantenstekjes worden geruild voor gelezen romans en rijst met kaneel en suiker is net zo lekker als al die gekdoenerij van de Chinees. “Wij hebben er geen vakantie minder om”. Ineens heb ik haar volledige aandacht. “Ik snap het best hoor meisje. Alles gaat prima zolang de uitkeringen maar niet omlaag gaan. En daarvoor moeten we toch SP stemmen? Dan doen we het toch goed zo?”

(Dit stukje is geschreven met medeweten van mijn moeder.)

dinsdag 4 september 2012

Volvo-Eikels


Mijn beste vriendin is gisteren aangereden. Zij remde tijdig voor een file; de man achter haar niet.

Als een vogeltje ligt ze thuis op de bank, haar ogen half dicht. Haar gezicht is opgezwollen en ondanks de dikke fleece-trui rilt ze. Midden in het verhaal is ze ineens de draad kwijt. Een traan biggelt over haar wang; niets krijgt haar hoofdpijn weg. “Een Volvo”, fluistert ze. “Het was weer eens een kutvolvo.” Ze perst er een lachje bij.

In onze inner circle hebben wij een onuitgesproken verbond. Je koopt onder geen beding een Volvo. Je neemt desnoods genoegen met een Toyota Prius of een tiendehandse, gebutste Simca uit het jaar nul, maar een Volvo? Dat nooit. Nog niet voor niks.
Binnen ons geheime syndicaatje staat een Volvo voor rode bermuda’s. Voor gratis geborduurde petjes van golffestijnen. Voor kalfslederen attachékoffertjes en voor managers met Bokito-gedrag en geruite overhemden. De cup-a-soup-manager “John” in optima forma: lawaaierig en gefocust op zichzelf. Volvorijders vinden wij wannabees, verschuilers. Wij praten liever met Mini-fans, Daewoo Matizzers of zelfs Maserati-rijders. Alles is interessant, zolang het maar geen Volvobraller is.

Te vaak zagen wij de glimmende bolides respectloos crossen langs snelheidsbeperkingen of wegwerkzaamheden. Bij files werd standaard aangesloten in de linkerrij. Ontelbare keren werden wij, luidkeels zingend tijdens meidentripjes, door een invoegende Volvo ingehaald. Zielig vonden we hen met een luxer-dan-luxe Volvo zonder het geld voor een handsfree-kit of werkend knipperlicht. Bij herhaling gniffelden wij samen op feestjes om de thuisblijfmoeders die hun  "kids" iedere dag vol vertoon voor school af wilden zetten. “Het is zo’n veilige auto”, krakeelden ze in roze poloshirts met een krokodil erop bij de komkommerhapjes. “Zo veilig, echt. Je zet er zo een tandje bij als het verkeerslicht oranje wordt.”

Sporadisch werden we ingehaald door een Renault Clio of zagen we in de achteruitkijkspiegel de angstaanjagende koplampen van een Fiat Panda. Vanuit het niets zoefden ze met 180 kilometer per uur langs, geïrriteerd remmend voor een Volkswagen Polo: de glimmende Volvo-jongens. Tijdens andere ritjes dook er weer een vervaarlijke grill op in het spiegeltje of erger, werd er een kofferbak vlak voor je voorbumper gefrot. De afrit was toch dichterbij dan gedacht.

Net als ik vooroverbuig om het hoopje mens onder het dekbed van warme thee te voorzien, beweegt ze een beetje. Blazend over het kokende water fluistert ze dat Volvo-man, omringd door bergingswerkers en het ambulancepersoneel, zijn vrouw belde voor een lift naar huis. Een kwartier later was die er, haar verse Volvo slordig geparkeerd voor de autowrakken. “Wij gaan”, zei ze, voor ze haar man de auto induwde. Daarna draaide ze zich om. “Kan ik je wellicht nog afzetten op het station, want jouw huis is echt te ver. De hond zit in de auto.” Versuft zag mijn vriendin ze wegrijden. Ze zat midden op de weg tegen de vangrail: duizelig, haar bril gebarsten en met een halve bumper in haar handen.

dinsdag 28 augustus 2012

nijntje


Die dag in Italië is het zo warm dat ik niets anders kan doen dan lamlendig liggen. Zweet rolt in straaltjes tussen mijn benen, de handdoek heeft een donkere, zilte plek. Kinderen vliegen af en aan voor mijn ligbed, gillend om genade of ijs.

Rond zevenen sta ik met knorrende maag in een gigantische supermarkt te bedenken wat ik ga eten. Bij binnenkomst heb ik twee koelelementen achter de literbakken pistache-ijs in de diepvries verstopt. Mijn koelboxje staat in het karretje. Barbecue wordt het: grill aan, plakjes komkommer en wortel erbij, flesje ketchup ernaast en klaar ben ik. Veel moeilijker moet het niet worden met deze temperaturen.
De vleeswarenafdeling is enorm en onbegrijpelijk. Het woord pollo gamba doet een belletje rinkelen, maar ik leg de roze kippendijen niet rauw op mijn rooster. Ernaast liggen Suini Guancia. Dat zijn varkenswangen, maar dat weet ik dan nog niet. Het ziet er niet uit als potentieel barbecuegenot. Precies op het moment dat ik een paar lekker uitziende hamburgers optil, snap ik de paardensticker op het cellofaan. Black Beauty gaat niet mee. Ook de afgehakte varkenspoten laat ik liggen. Ik ril als ik, iets hopelozer, voorverpakte hersentjes herken.

De coratella ziet er zo “Star-Trekkerig” uit dat ik het even te kwaad krijg. De naam klinkt dan wel snoezig, een beetje als Nutella, maar ik trap er niet in. Ook de Lampredotto, hoe lief dat ook klinkt, neem ik niet. Later, als ik weet dat het koemaag en hart gemengd met bloedvaten zijn, ben ik daar blij om.
Ik duik op een stapeltje koteletjes. Althans, dat denk ik. Ze liggen tussen schaaltjes met ogen en testikels: als echte vrouw herken ik die meteen. Een zuchtje koele lucht uit het luchtrooster brengt me weer bij zinnen. Snel loop ik door; in mijn kar slechts een bakje tomaten en een komkommer tussen twee blikjes cola.

Bedrukt wens ik dat ik een Wickie-de-Viking-vinger heb: even wrijven onder mijn neus en voila: een idee! Ik zoek een tijdje naar het minst erge pakje worst. Dan komt mijn Wickie-moment. Kordaat loop ik naar een Italiaanse mama, om haar forse heupen een lichtblauw schort geknoopt. Ze knikt me vriendelijk gedag als ik het pakje worst toon. Wijzend naar de rolletjes knor ik als een varken. Haar oorbellen rinkelen. “Si! Si!”, knikt ze met opgekrulde lippen. Om duidelijker te zijn, knort ze uitbundig terug. Eindelijk leg ik iets in mijn karretje.
Een pakje zalig uitziende lapjes kijkt me uitnodigend aan. Vlees! Gesterkt door mijn ervaring met de vriendelijke dame, klamp ik een heer aan. Hij is dikker dan dik en heeft een zwart baardje. Zijn dunne haar is opzij gekamd, het overhemd met korte mouwen is donker in de oksels. Abrupt draait hij om, een vragende maar vooral boze blik. “Scuzie,” hakkel ik, want dat heb ik geleerd van de irritant spetterende jongetjes op de camping. “Scuzie. Animale?” verzin ik er trots bij. De man begrijpt me niet. Ik wapper met het piepschuimen bakje. “Que animale?” probeer ik nog eens, meer smekend nu. “Ah!” bromt hij fronsend. Zijn handen gaan de lucht in. Onder de mouwen piept een bos zwart krulhaar naar buiten. Tussen de vitrines met gekoeld vlees hopt mijn Pavarotti-lookalike met kleine sprongetjes voor me uit. Het puntje van zijn neus gaat razendsnel op en neer. Zijn wijsvingers steken achter beide oren omhoog. “Coniglio!” roept hij. En dan “Roogeeer rabbit!”. Om er zeker van te zijn dat ik hem begrijp, springt hij met blubberbuik en al nog een paar keer heen en weer op de tegels, zijn vingers gekromd boven zijn achterhoofd. Hij weet van geen ophouden. Ik blijf jaknikken tot hij, nog meer bezweet dan daarnet, met een tevreden grijns terugknikt.

Morgen ga ik eerst een woordenboek kopen in het campingwinkeltje, maar vandaag blijft het bij twee worstjes.

donderdag 23 augustus 2012

facebookmoord


“Hey, met mij! Weet je wat die Winnieteef heeft geschreven op d’r Facebookpagina? Dat ik vóór ik met Wessel ging, al met vier anderen naar bed ben geweest!”

…..

“Nee man! Het stomme wijf. Ja, duh, natuurlijk waren het er meer, boeiuh!”

…..

 “Een kutspleetoog, dat is het! Een vieze roddelaar! En roddelaars moeten boeten, keihard!”

…..

 “Ik kan me er zo kwaad om maken! Ik heb net m’n i-Phone kapotgesmeten! Best friends forever, nou, die steekt ze maar in d’r Chinese doos! Her worst nightmare, dat ga ik worden! Bashen zal ik –er!”

…..

 “Ik zet het –er betaald! Dat zet je toch niet op internet, dat ik geen maagd meer ben! M’n moeder leest daar ook. Ze moet kapot, hoor je me? Kapot!”

…..

 “Niks Dolly-schatje, het kreng gaat em krijgen! Ik trek d’r ogen uit haar rotkop. Kokend hete thee erover heen, krijgt ze van die lekkere rode littekens. Ik plak d’r smoel en neus dicht met plakband, dan piept ze niet meer! Lekker langzaam stikken, dat kan ze van mij! Dood gaat ze!”

…..

 “Drion-pil? Wasda?

…..

 “Oh, hihi. Yeah, right. Echt, dood moet ze. Nobody calls me a slut. Weet je wat ze vorige maand heeft gedaan? Ze Facebookte dat ik haar huiswerk had overgeschreven! En toen in de stad, weet je, ze vrat de helft van mijn patatje op! Had ik betaald! Wat een Winnie–the-poepwijf!”

…..

 “Ja, maar dit kan ik niet vergeven! Nooit! De schimmelteef! En weet je nog, die ene keer, dat ik niet achterop mocht toen mijn band lek was? Of toen ze me die twee euro niet wilde lenen? Nee, en deze! Die zaterdag dat ze m’n kauwgum had gepikt! Echt, ik pak die bitch finaal!”

…..

 “Dan laat ik het toch doen? Wacht dacht je van die kleine kutchinees? Nee, die andere, die Jinho! Heeft toch al 2 veroordelingen, ook zo’n no-good”.

…..

 “Mwoiah. Twintig euro? Lijkt mij ook genoeg. Opgeruimd en wegwezen. Niemand spot met mij! Dit zijn belangrijke dingen!”

…..

 “Wat kan mij dat rotten als -ie gepakt wordt? Ikke niets gedaan, toch? Ik kan echt niet gemist worden. Stel je voor, ik dood. M’n moeder zou d’r in blijven!”

…..

 “Chickie, ik moet hange. Word geliked door ene Shanna. Nee, die ken ik niet, maar dat is nu mijn nieuwe Best Friend Forever.”

 
Omdat zij geroddeld zou hebben, werd Winsie Hau in opdracht van haar voormalige hartsvriendin Polly op 14 januari 2012 vermoord voor 20 euro. De huurmoordenaar, Jinhua, was 14 jaar oud en had al een strafblad.

vrijdag 17 augustus 2012

leren is incasseren

Vandaag is de laatste keer. Zodra ik de sleutel omdraai, hoor ik ze janken, de katten van mijn ex. Mijn vroegere keukendeur heb ik de afgelopen weken dagelijks van het slot gedraaid. Mijn tas volgens jarenlange routine op het aanrecht geslingerd. Soms bleef ik een uurtje om te knuffelen en spelen. Andere dagen vertrok ik snel na het voeren. Ik voel me al een tijdje een vreemde in het huis, zeker toen ik vorig jaar bij het oppassen merkte dat alle koperen sleutels uit de antieke kasten opgeborgen waren.
Naast de waterkoker staan een mok en een blikje thee. Het zakje m&m’s dat er altijd stond om mezelf die weken te vermaken is dit jaar afgeschaft.

Mijn ex was fantastisch: attent, lief en verschrikkelijk grappig. We maakten ons sterk voor onze buurt. Hechtten enorm aan ‘normen en waarden’. Hij wilde niet lijken op “mensen uit een komkommerbuurt”, zoals hij zelf zei. “Fatsoen is een kleine moeite”. Na onze scheiding debatteerde hij niet meer met mij maar met liberale vrinden die gebroederlijk sigaren rookten. De rugzak die hij naar het werk droeg, werd een koffertje. Onze ferme stroom aan e-mailtjes versoberde, tot mijn postvakje uiteindelijk helemaal leeg bleef. Te druk. Nu is hij met zijn nieuwe vriendin aan het steenhouwen in Frankrijk.

Ik raap de post van de mat. De Nieuwe Revu heeft plaatsgemaakt voor Elsevier. Op het aanrecht ligt een briefje. Het begint niet met “Hoi Eveline!” of een zakelijker “Hallo cattysit”. Er staat enkel een slordige krabbel met vulpen: “Ieder een maatbekertje brokken per dag. Als het warm is extra water. Kattenbakgrit staat in de garage bij de deur.”
Op de vierde dag van zijn vakantie krijg ik een smsje: “Comment ça va avec les chattes? Het is hier warm.” Meer staat er niet. Ik smeer net een blikje kabeljauwprut op het schoteltje. Als de poezen eten, typ ik een heel verhaal terug. Zijn telefoon staat al uit. Ondanks de zomerhitte heb ik koude vingers, merk ik als ik mijn mobieltje opruim. Buiten schreeuwen de vele perkplanten om water. Ik vul de gieter die we ooit samen kochten. En nog eens. En nog eens.
Gebukt over de bulkzak kattenkorrels in de garage barst ik in snikken uit. Op een berg prullaria ligt, scheefgezakt, Paddy’s mandje. De dag dat we haar begroeven in de tuin, snikten we kwijlend en dronken koffie met cake op een stoeltje onder haar lievelingsboom. Plechtig beloofden we elkaar het grafje te blijven eren. Kort na de scheiding vroeg hij de sleutel van het tuinhek terug.
Mijn ogen zijn nog een beetje rood als het brommertje van de buurman naast me knettert op de oprit. “Heey!” De zware bas klinkt vertrouwd. We praten even. “Nee, ik zie hem ook niet meer. Wist je al dat ik ontslagen ben?” Hij schopt wat steentjes weg. “Zij is zo anders. Ze praat niet met mij zoals jij en de mensen in de straat,” sluit hij af als ik in de pedalen klim.

Vijf dagen voor de verwachte terugkomst komt er een tweede sms. “Hoi Karmanie. Past het als wij een paar dagen later naar huis gaan? We willen zwarte zaterdag vermijden. Laat maar weten.” Binnen twee minuten antwoord ik. “Geen probleem. Ik blijf. Genieten jullie maar!” Er komt nooit antwoord.
Zachtjes open ik het klepje van de brievenbus. De sleutels ploffen op de kokosmat. Vandaag besef ik dat mijn oneindige loyaliteit aan de man van wie ik zestien jaar hield definitief voorbij is. Morgen komen ze thuis. Ik zet dit keer geen bloemen op tafel. Ik ga niet meer terug. Het is mij een beetje teveel een komkommerbuurt geworden.

dinsdag 7 augustus 2012

de jeugd van tegenwoordig...

Een bezoekje aan eenzame stakkers door leden van De Zonnebloem of Vrijwilligerscentrale? Buddy’s voor ernstig zieken? Stichting Korrelatie bellen als je in de put zit? Schei toch uit! Dat is zo 2012!

Onze jeugd staat te springen om al deze klusjes uit handen te nemen. Betaald. Dat wel.
In Groot Brittannië is het tegenwoordig een rage onder mannelijke studenten om je gezelschap te verkopen aan oudere dames. Op commando lachen om belegen grapjes in kamertjes vol luierlucht levert keiharde munten op. Werving gebeurt nu nog via het internet, maar ik voorspel heuse bemiddelingsbureaus. Is opera goed? Ik heb een aanvraag van een vijftigplusser die een beetje dement is, of kiest u voor de kwieke zeventiger met het loszittende kunstgebit?

Mannelijke studenten laten zich betaald fêteren door eenzame ouderen. Ze gaan avondjes uit met hen die snakken naar een ouderwets operetteavondje of eten ossenhaas tegenover een dame die dan wel geld heeft, maar niemand meer om het mee te delen. Onze aanstaande doctorandussen, biologen en werktuigbouwkundigen zijn niet te beroerd om een kostuum aan te trekken en de auto van papa te lenen. Oma kan slecht met haar rollator naar het centrum lopen, nietwaar?
Deze week interviewde een Brits dagblad een van de jongeheren. Ene Ron had al aardig wat centjes verdiend met zijn dates, en, zo meldde hij: “veel van mijn vrienden doen het ook.” In het paginalange artikel werd met geen woord gerept over Rons grootouders. Omdat Ron “niet zo handig is in het formuleren wat de oudje besjes willen lezen,” schrijft partner Catherine (21) zijn smsjes en e-mails. Om ongepaste situaties onder controle te houden, controleert zij ook Ron’s telefoon. Geen gedragen Tenalady’s in haar huis. Daarnaast beheert ze als een echte souteneur Rons agenda, geeft kledingtips en telt achteraf de poet.

Ron vertelt op zijn beurt trots dat een van zijn klanten hem onlangs voor 500 euro in het nieuw stak waarna hij het zich goed liet smaken in chic restaurant. Na afloop van het etentje gaf de dame hem nog bijna 650 stuiterballen in contanten mee voor zijn studie. “Maar er zijn ook dames die alleen maar willen kletsen aan de telefoon,” orakelt hij verder. Na een giro-overschrijving is dat natuurlijk geen probleem. Wonderboy praat dan graag over zijn kostbare studie. Na weer een dag in eenzaamheid kan zijn klant dan tevreden slapen.
Als dit ons nieuwe gedachtegoed gaat worden, dan moet een beleefdheidsbezoekje aan mijn tante toch wel 100 euro doen. Het mens is stomvervelend. Dat is dan een familieprijsje. Een ritje naar het tuincentrum met de gehandicapte moeder van mijn vriendin levert minstens 35 euro op. Moeten ze zelf maar een auto kopen, mijn auto rijdt niet voor niks en mijn tijd is kostbaar. Als ze zo nodig potgrond moeten hebben, sjouwen ze het ook maar zelf in de kofferbak. Voor het uit de stad meenemen van een harinkje of gebakje voor mijn bedlegerige buurvrouw reken ik 15 euro, exclusief materiaalkosten. Als ze de buit ‘gezellig’ samen wil opeten, vraag ik 20 euro extra. Vriendinnenbezoekjes verreken ik echter met gesloten beurs. In een excelbestandje noteer ik de tijden die we bij elkaar hebben doorgebracht, zodat dit per kwartaal gelijkgetrokken wordt.

Het positieve aan dit verhaal vind ik dan weer de opkomst van de vrouwelijke pooier. Die heeft in tegenstelling tot haar mannelijke collega’s tenminste respect voor te lange werkdagen en mept niet in het rond om haar omzet te verhogen. Ik steek er mijn hand voor in het vuur dat Britse studente Catherine niet door het rode licht rijdt met 170 kilometer per uur in een zwarte, geblindeerde Honda CRX 3.0 Turbo met bullbars voorop.

dinsdag 31 juli 2012

my big fat gypsy wedding


Het is prachtig weer buiten. Alles in mij schreeuwt om een terrasje. Of eigenlijk om appeltaart met een reusachtige klodder slagroom, maar dat is een andere column.

Na even drammen heb ik mijn man in de auto gewerkt. Onder een mild zonnetje ploffen we later in een rotan stoeltje voor café De Waag in Doesburg. De taart wordt besteld. We genieten van  de winkelende mensen. Voorover gebukt om mijn lief een kus op het voorhoofd te drukken, gaat tegenover het terras een kerkdeur open.
“Er komt zo een bruidspaar,” klinkt het onder mijn kin. Vol bewondering kijk ik naar beneden. Mijn man weet alles. Hij ziet me staren en knikt naar een grijze Mercedes met een joekel van een bloemstuk op de motorkap. Het is een brikkie, type pooierbak.

Uit de kerk stapt een meisje. Ze heeft een ieniemienie rokje aan (nog korter dan mijn Hello-Kitty-slaapshirt) en vuurrood haar tot op haar heupen. Haar linnen topje stopt net onder de behasluiting. Onder deze creatie draagt ze torenhoge hakken met kurkzolen. Het publiek op het terras valt stil. Achter het meisje roetsjt een jongeman naar buiten. Zijn rits oorbellen glinstert in de zon. Behendig rijdt hij de Mercedes voor de antieke kerkentree.
Om me heen wordt druk besteld. Met een beetje geluk staat de verse koffie op tafel voor de klokken luiden. Op straat stappen fietsers af. Een oma waggelt met haar kleinkinderen over de keitjes richting trouwauto.

De houten deuren gaan nu wijd open en een troepje mensen, net zo florissant gekleed, haast zich om zeepbellen te blazen richting hoofdingang. Daar komen de feestvarkens. Ik zit op het puntje van mijn stoel. Achter me roert een dame al minutenlang in haar theeglas. Er wordt stevig in mijn hand geknepen. “Oh my god,” zegt mijn man. Ik hoor zijn woorden in stereo om me heen.
Felrode flamencoschoenen stappen over de keitjes. De bruid is Benidorm-bruin en heeft het pikzwarte haar dat je alleen kunt maken met pakjes haarverf van de Lidl. Lijzige, strenge haarstukken komen tot haar heupen. Om haar taille wappert een rood lint, maar de strakke strik kan haar taille niet redden. De synthetische jurk is aan de voorkant zo kort, dat je het kant van het witte wielrenbroekje eronder kunt zien. Achter trekt een sleep krullend over de kasseitjes. Oorbeljongen rent naar de bruid. Hij steekt een sigaretje voor haar aan, dat ze tussen haar lippen klemt. Stevig inhalerend kust de bruid nu haar gasten; het stokje afwisselend tussen gelnagels en lippen. Twee kinderen met groene haarstekels trekken zich omhoog aan een gietijzeren klopper die in de kerkmuur verankerd is. Met hun gymschoenen beklimmen ze de stenen. Een jongen met eenzelfde corsage als het trouwboeket op zijn pak staat aan de overkant van de weg te ginnegappen met wat knullen. Hij staat met zijn rug naar de kerk en zuigt stevig aan een peuk.

“My big fat gypsy wedding,” fluistert mijn man, doelend op het televisieprogramma dat zo clownesk hilarisch is, dat ik tot op vandaag dacht dat het in scene is gezet. Alle gesprekken om ons heen zijn verstomd. Achter me draait het theelepeltje nog steeds rondjes in het glas. Het massaal toegestroomde publiek verroert zich niet. Niemand klapt.
Dan maakt een van de mannen zich los van het bonte gezelschap en stampt naar ons terras. Het is muisstil. Snel schuif ik een hapje taart naar binnen. Rommel doelloos wat in mijn handtas en leg mijn vestje op de stoel naast me. De man loopt weer terug, in zijn handen een dienblad met fluitjes pils. Hij trakteert eerst de bruid en bruidegom die proostend het halve glas met een enkele ferme slok naar binnen klokken. Ik hoor een harde boer. Midden op straat ontstaat een klein bacchanaal. Builen shag verschijnen, het bier vindt gretig aftrek en het enige lawaai in de wijde omgeving is het luide gelach wanneer een bruidsmeisje merkt dat haar jurkje doorschijnt in het zonlicht. Haar brede billen zijn gehuld in een zebravel.

“Aso’s,” lispelt de dame van het krassende theelepeltje achter me. Ze staat op. Snel schuift ze de kleine plastic kuipjes roomboter in haar handtas. Dan grist ze nog vier suikerzakjes mee.
“Kampvolk,” murmelt haar man. Hij wacht tot de serveerster hem zijn vijftien eurocent wisselgeld teruggeeft.

“Het zal je dochter zijn.” Hij krijgt support van het echtpaar naast hen. De vrouw schuift haar dure zonnebril in het haar en knikt naar het groepje feestvierders. Haar hondje plast tegen de tafelpoot.
Een flinke tros blikken achter de auto ratelt ons allemaal overeind. Het kersverse echtpaar wordt joelend uitgezwaaid. De gasten dansen stampend rond de optrekkende auto.

Een van de jongens, met een meer dan royale tatoeage in zijn hals, wandelt behoedzaam richting café. In zijn armen balanceert hij een dienblad met daarop alle geleende bierglazen. Omgespoeld en keurig op een rijtje.