dinsdag 29 oktober 2013

stront aan de knikker

De man met de groene waxjas kijkt opvallend onopvallend naar de wolken. Zijn hond zit gebukt naast hem. Idyllisch, zou je zeggen, ware het niet dat de hond poept en de man op een kinderspeelveld staat.
Willem, heet hij, en naast de eigenaar van de enorme Duitse Dog is hij ook eigenaar van de slijterij om de hoek. Tussen de verkoop van jenever en thuistapvaatjes door, laat hij Woef een paar keer per dag uit. Dat doet hij op het voetbalveldje voor mijn huis. Willem vindt dat makkelijk. Het is lekker dichtbij en geen enkel kind durft hem te vragen of hij de drollen opruimt. Al maanden zie ik door mijn raam talloze verhitte jonkies hun jacks achteloos in het gras gooien, en altijd kijkt een van hen een paar uur later beteuterd naar de poepvlek op de stof. Laatst werd ik getrakteerd op een schuiver: vol gas gleed de junior-spits door de bruine smurrie.
Ik heb Willem al een paar keer aangesproken. Tweemaal keek hij de andere kant op en de laatste keer keek hij me aan of ik Chinees sprak. De gemeentelijke opruimplicht geldt niet voor hem. Willems hond hoorde het allemaal gelaten aan en kleide een verse rookworst.


Als ik na een harde werkdag achter een kop thee zit, en de kleine sporters onhandig in het gras zie slalommen, ben ik het zat. Zodra Willem verschijnt, trek ik demonstratief de vitrage open. Voor de ruit vouw ik mijn armen over elkaar. Willem kijkt door me heen alsof ik lucht ben. Broederlijk kopieert het mini-elftal aan de overkant mijn houding. Willem steekt zijn kin in de lucht en loopt door.
In de keuken vind ik precies wat ik zoek: twee boterhamzakjes. Als een handschoen schuif ik ze over mijn vingers en knoop mijn vest dicht tegen de kou. De drol is nog warm als ik hem in mijn geplastificeerde hand schep. Ik zet me over mijn braakneigingen heen en wandel met mijn cadeautje de hoek om, richting slijterij. Vrouwlief staat achter de toonbank, Willem hangt net zijn jas op in het gangetje. Hij zucht tevreden. Zo heerlijk en gezond, een korte wandeling door de natuur. Vriendelijk knik ik naar twee klanten. Willlems' vrouw kijkt me aan met open mond, haar blik vol walging op de stinkende hoop gericht. "Uw man is daarnet iets vergeten," zeg ik. Gelaten smeer ik de inhoud van het zakje op de balie en de zijkant van de kassa. De smurrie glijdt over de glasplaat. Een in de haast meegetrokken grasspriet maakt het een waar kunstwerk. De vrouw gilt. Willem komt naar me toe, zijn vuist gebald in de lucht. Ik haper nog wat over de opruimplicht en maak me uit de voeten. "Als u me zoekt: u weet waar ik woon." Ik zeg het met rechte rug, niet van plan om me te schamen. Buiten is mijn hoofd ondanks de kou zo verhit dat ik mijn vest weer open knoop.
Willem is nooit meer in onze straat geweest.

woensdag 23 oktober 2013

Maddy McCann

Ik ben nog uit het tijdperk van Romy; de peuter die in 1997 van de ene op de andere dag samen met haar moeder - Marion van Buuren - verdween. Jarenlang staarde ik onbegrijpend naar hun opsporingsfoto. Wat leefde ik mee, en wat was ik boos op de verdachte - Romy's vader - die zijn mond stijf gesloten hield. Hemel en aarde werd afgezocht. Vijf lange jaren, waarbij ik bij elk nieuwsbericht mijn neus tegen het televisiescherm duwde.
Precies hetzelfde doe ik nu bij de zaak van Madeleine (Maddy) McCann, het Britse meisje dat ook spoorloos verdween. Zomaar in het niets opgelost vanuit een Portugees vakantiehuisje. Ik volg de zaak met bonkend hart. Lijkenluchthonden die aanslaan bij de auto van papa Gerry. Mama Kate die de eerste avond niet wil meezoeken en de telefoonhistorie die door beide ouders is gewist op de avond van de verdwijning. Hoe plaats ik dat tegenover het grote verdriet, de afgelegde verklaringen en de enorme geldbedragen die haar ouders al pompten in de zoektocht naar Maddy?
Het blijft een lastig verhaal, waarvan ik hoop dat deze nachtmerrie iedere ouder wordt bespaard.


Gigantisch is mijn geluksgevoel als ik dit weekend lees over een peuter die wordt teruggevonden. Bij een bezoek aan een zigeunerkamp verbaast de politie zich over een bleek, blond meisje tussen alle donkerharige Roma. De verklaring van haar 'ouders' over haar afkomst blijkt zo gammel dat een DNA-onderzoek volgt. Het meisje, Maria, blijkt hoogstwaarschijnlijk ontvoerd te zijn en slijt haar dagen met bedelen in de Griekse straten. Haar echte ouders worden nu gezocht. Nog voor die gevonden zijn, biggelen bij mij al tranen over mijn wangen. Ik zie een lieve blonde dame voor me met diepe wallen onder haar ogen door het gemis van haar boreling. Ze knielt glimlachend, haar armen verwelkomend open. Maria, die Cathy of Melissa blijkt te heten, staat onwennig tegenover haar. Verstijfd drukt ze zich tegen haar biologische moeder aan, terwijl ze de warme druppels die op haar blonde haartjes vallen, schutterig wegveegt. Een glimlach om mijn lippen, omdat dit is wat je alle ouder wiens kind is ontvoerd of verdwenen toewenst.
Inmiddels heeft zich al een tiental stellen gemeld die claimen de biologische ouders van Maria te zijn. Ik herinner me de vrouw die jarenlang in grote weelde leefde omdat zij iedereen voorloog dat zij Anastasia was; de dochter van de Russische Tsaar en gespaard tijdens de familie-executie. Ondanks de absurde realiteit dat in deze moderne tijd een kindje nog steeds spoorloos kan blijven, stemt het me toch vrolijk dat er zoiets bestaat als DNA-onderzoek. Maria wordt niet zomaar meegegeven aan de mensen die het meest op haar lijken, zoals in vroeger tijden werd gedaan.

Romy van Buuren werd gevonden in 2002. Ze was met haar moeder begraven op het strand. Jarenlang rolden badgasten hun handdoeken uit over hun lichamen. Het meisje bleek een week voor haar eerste verjaardag vermoord te zijn door haar eigen vader. Een reden daarvoor had hij niet.
Laten we hopen dat er beter nieuws komt over Maddy. Ik houd mijn hart vast.

dinsdag 15 oktober 2013

zwarte tiet

Zo, stelletje ondankbare rukkers. Ik ben verdorie nog niet eens in het land en er is al weer gezeur om mij. Ik ben een vieze, oude racist die zijn Pieten misbruikt. Elk jaar is het weer raak met dat gezeik. Kan Zwarte Piet nog wel? Nou, beste proleten, wat vinden jullie zelf? Jarenlang was ik jullie grootste vriend. Al in 1665 schilderde Jan Steen "Sinterklaasfeest". Of dachten jullie dat ik jullie niet meer herkende? Nu de mondvol blabla, maar ooit graaiden ook jullie hebberige kinderknuistjes in de lucht als mijn Pieten snoepgoed strooiden. Ik herinner me ook jullie onbeschoft lange verlanglijstjes vol leeggeknipte Bart Smit-catalogussen. Nu jullie de baard in de keel hebben, wordt opeens de vloer aangeveegd met dezelfde roe die al jaren is verbannen. Ook van het kruis op mijn mijter heb ik afscheid genomen. Te kerkelijk en niet 'multi-etnisch. Tja, ik verzin het niet zelf hoor.

Schiet maar in de verdediging. Blaat maar raak. Discriminatie. Alsof Piet een hulpeloos knechtje is. Pieten zijn juist de basis van mijn bestaan. Is racisme geen kwestie van lange tenen. Wat is er incorrect aan een traditie waarin zwarte mensen worden geprofileerd als harde werkers? Sjouwers van zware pakketten en pallets vol cadeaus, nachtenlang doorhalend?
Mensen die vanuit een andere cultuur naar Nederland komen zijn hier van harte welkom. Dat weet ik. Ik ben zelf ook Spaans. Maar dan moet je niet gaan zaniken over Nederlandse tradities in je nieuwe gastland. Wel de lusten, ook de lasten, zeg ik altijd maar. Trouwens, hoeveel blonde vrouwen voelen zich eigenlijk beledigd door al die blondjesgrapjes? En vergeten de dames en heren barricadebestormers voor het gemak vooral niet de blackface singers?  Blanke zangers schminkten zichzelf tot 1940 zwart om op te treden met negermuziek, hetgeen kleurlingen niet mochten. Van diezelfde blanken ja. Hilarisch.
Jullie hetze is beangstigend. Negerzoenen die ineens kusjes heten. Verhitte discussies over blanke vla, zigeunersaus, Afrikaantjes, moorkoppen en Jodenkoeken. Binnenkort verwacht ik een hetze tegen donker volkoren en het halfje bruin. En waarom doen jullie niets tegen die arme Huzarensalade? Brownies? Pindakaas? In de winkel ligt ook nog het fascistische Zuiveringszout. Waarom noemen jullie je Roodbonte koeien geen multiculturele koeien? En wat denken jullie van de arme Roos de Vries, die mij al vier brieven schreef over de voor haar tot op het bot kwetsende Anti-Roos-shampoo? Ik heb ongeveer 180 homoseksuele Pieten in dienst die jullie roze koeken uitermate kwetsend vinden. Hoor je hen klagen? Denken jullie daar wel eens over na? Dat ik die arme mannekes ook moet kalmeren? En weet je hoeveel diabetici Amerigo en ik al hebben getroost, puur en alleen omdat de naam Suikerfeest ze helemaal van slag maakt?

Nog even over negerzoenen en die Buys Zoenen en schuimkusjes nu. Van mijn  luisterpieten hoorde ik dat er genoeg Nederlanders en Vlamingen zijn die negerzoenen negerinnentetten noemen? Dat zijn dus volgens mij zaken waarover u zich veel beter druk kunt maken, dames en heren van de actiecomités. Weet u hoeveel brieven ik jaarlijks krijg van kindjes die daar dus helemaal niets van snappen? Rondspringende mannen die Piet heten met tietjes?

Met vriendelijke groet, vecht elkaar de tent niet uit, en tot over een paar weken,
Sinterklaas

woensdag 9 oktober 2013

flikker maar weg


Stad en land had ik afgezocht naar hét perfecte cadeautje. Het moest stoer zijn en vooral praktisch, want daar houdt hij van. Na zestien keer de winkelstraat te hebben doorgecrosst, vond ik iets. Zijn lievelingsgeurtje - deodorant mét aftershave -  verpakt in een snoezig houten kratje waarin je post kunt bewaren. Het witgeschilderde bakje, met zwarte letters gesjabloneerd, paste precies bij de prulletjes in zijn huis. Kán niet missen, dacht ik.
Trots zat ik naast hem toen hij het uitpakte. Samen met het glanzende papier werd de grote strik en mijn handgeschreven cadeaukaart tot een prop gefrommeld.
"Zohoo," kreunde hij lafjes. "Dat is mooi." Nog voor ik iets kon zeggen werd het deurtje van de allesbrander geopend. Het schattige kistje verdween in de kachel. "Wat ze toch niet verzinnen om hun meuk in te stoppen," hoorde ik nog toen ik met prikkende ogen naar de vlammen staarde.
Een oud Engels gezegde luidt: one man's trash is another man's treasure. Wat voor de een waardevol is, blijkt voor een ander waardeloos. Het overkomt me vaker dat ik verdrietig word als ik zie wat anderen achteloos weggooien. Zelf ben ik een koesteraar. Ik glimlach zelfs naar de papieren tassen van luxe merken. Geef me een lege oranje Hermès-schoenendoos - een volle is ook prima - en ik ben als een kind zo blij.
Jarenlang heb ik aangenomen dat dit voor iedereen gold. Als ware trofeeën sleepte ik mijn schatten mee. In het meest luxe hotel waar ik ooit logeerde, verzamelde ik een hele week verfrissingsdoekjes. Op het folie van de in zeep gedrenkte tissues stond de naam en stad van het exclusieve vijfsterrenhotel gedrukt. Als ware het verdiende medailles gaf ik de helft van mijn acht doekjes aan mijn vriendin, die er hoppekee, dezelfde middag drie openscheurde. Een om aan te ruiken, een voor de vieze vingers van zoonlief, en een om een broodkruimel naast haar mond weg te poetsen. Verbijsterd keek ik haar aan. Mijn hart scheurde bijna uit elkaar en met mijn arm in mijn handtas streelde ik mijn doekjes.
Het was diezelfde vriendin waarmee ik ooit winkelde. Tijdens onze strooptocht kocht ze nieuw ondergoed. "Dat is hard nodig," zei ze. Terug in haar huis kieperde ze haar nieuwe aankopen op het bed, knikte goedkeurend, en mikte daarna al haar oude ondergoed weg. Sprakeloos keek ik naar de nog bijna nieuwe kanten slips in de prullenbak. Ik weet zeker dat als ik dezelfde maat had gehad, ik de broekjes er stiekem allemaal had uitgevist.


Ik blijf het raar vinden: het wegmieteren van prima spullen. Gelezen tijdschriften verdwijnen in de papierbak. Shampoomonsters, gratis zakjes bloemzaad, vazen die niet meer de nieuwste modekleur hebben  - of erger, hagelnieuwe Hello Kitty-buttons, - : het wordt achteloos weggegooid.
De slips, verfrissingsdoekjes en het jaloersmakende postkratje ten spijt: ze bestaan niet meer.
Gelukkig heb ik nog genoeg notitieblokjes, Chanel-linten, Wuppies, reclamesleutelhangers, balpennen en Hello Kitty-buttons voor een heel mensenleven. Ooit komt het allemaal van pas. Echt.

dinsdag 1 oktober 2013

je bent zelf een pannenkoek


"En toen zei die loodgieter: 'gaat u daar maar staan, mevrouw.' De brutaliteit!"
"Wat verschrikkelijk, Elly."
Ik zit met manlief in een pannenkoekenhuis en telkens wordt ons gesprek onderbroken door de snerpende stemmen van twee bejaarden. Ze zitten achter ons en heten Elly en Mieke, zo hebben we ontdekt. We weten ook alles over de hartkwaal van Elly's zus, de monsterkat van Miekes buurvrouw en het dure boeket dat na vier dagen al verlept was. Er is veel mis in het leven van Elly en Mieke. 
"Het werd nóg fraaier, Mieke. Een uur of vier later hoorde ik uit het keukenkastje: 'Een kopje koffie zou er wel in gaan, mevrouw.'"
"De vlegel! De messen zijn hier trouwens afschuwelijk groot."
"Alsof ik een serveerstertje ben! Die mannetjes klussen ook altijd zwart. Ze hebben geld zat voor eigen koffie hoor. Mijn Jan kreeg vroeger ook gewoon een thermoskan koffie mee naar zijn werk."
Het jonge stel aan het tafeltje tegenover ons krijgt hun pannenkoek. Nog voordat de serveerster de borden heeft neergezet, knijpt Mieke razendsnel in haar arm. "Duurt het nog lang met de onze? We wachten al bijna een kwartier op een simpel pannenkoekje."
De jongen kijkt verbaasd. Zijn kans om een nieuw drankje te bestellen is verkeken. Schouderophalend knipoogt hij naar mij. Ik glimlach terug en hef mijn glas proostend.
Als ik mijn dessertlepel in mijn lege ijscoupe laat zakken, haast de serveerster zich met twee volle borden naar de twee dames.
"Het werd onderhand tijd," mokt Mieke.
"Die champignons lijken nog een beetje rauw," schudt Elly haar hoofd.
Bijna buigend wenst het jonge meisje de dames een fijne maaltijd. Dan vangt ze het teken op van onze buurman. Nog voor hij drankjes heeft besteld, roepen de twee dames het meisje terug. De pannenkoek is wel erg zout. Graag twee glazen gratis water, en vooruit, twee cassis. En extra poedersuiker en een nieuwe vork, want deze is smoezelig. Het meisje holt af en aan met een nieuwe vork, suiker, extra servetten, en wordt wéér teruggestuurd. De muziek staat te hard. Elly en Mieke kunnen elkaar amper verstaan door het 'gejengel'.
Het stel naast ons fluistert, een meelijwekkende blik gericht naar de serveerster. Mijn man rolt met zijn ogen.
"Stel je voor dat mijn Anne-Clair serveerster was geworden," begint Elly.
Mieke gniffelt. "Anne-Clair? De schande!"
"Twee sinas voor de dames." De serveerster spreekt vrolijk. Er staan zweetplekjes in de oksels van haar witte blouse.
"Cassis! Hoe moeilijk is het? Twee cassis!" bast Mieke. Stukjes pannenkoek vallen uit haar mond.
Opnieuw knipoogt de jongen aan het tafeltje naast ons naar mij. "Sorry dat ik me ermee bemoei," zegt hij luid, "maar u vroeg echt om sinas," De serveerster krijgt een twinkeling in haar ogen en ik ruik mijn kans.
"Die meneer heeft helemaal gelijk. Ik hoorde het ook. U bestelde twee sinas."
Ik knipoog terug naar het jonge stel en naar de serveerster, die me dankbaar aankijkt.
Voor de eerste keer die avond zijn de dames muisstil.