Posts tonen met het label buurvrouw. Alle posts tonen
Posts tonen met het label buurvrouw. Alle posts tonen

dinsdag 13 augustus 2013

grenzeloze lafheid

Ze kwam naast me wonen en ik wilde contact maken. Leuk, dacht ik nog, iemand om mee te delen.
Al na een paar keer viel me op dat ze ineens dezelfde kleur oogmake-up gebruikte als ik. Ik hield mijn mond. Ik zweeg ook die keren dat ze langs kwam voor 'een theetje' en al bij binnenkomst vertelde dat ze 'eigenlijk geen tijd had'. Opgejaagd zette ik de ketel op, terwijl ze vast alle weekbladen verzamelde die ik gelezen had. Haar tijdschriften gingen naar haar zus.
'Vertel jij maar, ik heb niets interessants beleefd,' hoorde ze me uit, terwijl ze haar i-Phone bestudeerde. "Dit is echt belangrijk." "Deze moét ik even nemen." "Mijn man, wacht even."
De keren dat ik haar mee uit nam voor een lunch of kopje koffie in een lunchroom werden alle versnaperingen gretig verorberd en geaccepteerd. Betalen liet ik haar niet, want 'ze kon net de aanbetaling voor haar vakantie fiksen.' En ondanks dat ik "echt geweldig was," kwam er nooit een uitnodiging terug. En nog snapte ik het niet. Ze had het vast druk, vergoelijkte ik. Ze schaamde zich vast voor haar kleine portemonnee. Ik hielp haar met alle copywerk voor haar eenmanszaak, want dat doe je als vrienden onder elkaar. De enige keer dat ik haar belde met een vraag over haarverf, 'was ze aan het werk.' Ze belde niet terug. De vakantie die ik haar aanbood om haar wereld groter te maken werd geaccepteerd en verorberd zonder ook maar een drankje te betalen. Een bos bloemen bij thuiskomst kreeg ik niet en tijdens de terugreis gaf ze aan dat ze die avond niet samen wilde eten wegens 'andere prioriteiten'. De dvd met gesorteerde foto's waar ik bijna elf uur aan had gewerkt - jij weet de volgorde vast beter dan ik - werd bij de voordeur opgehaald. 'We kijken later wel, heb haast!". Mijn hart brak in duizend stukjes, maar geloven in zoveel oppervlakkigheid kon ik toen nog niet. Mijn laatste geste, een kerstcadeautje, werd geaccepteerd met de vraag of ik de bon nog had. Ze wilde het ruilen in de winkel. En nee, zij had niets voor mij.


Mijn gas terug nemen werd dankbaar aanvaard. Moeite was aan mij niet besteed. Haar man stopte nog bij de voordeur voor een babbeltje; zij stoof zonder groeten voorbij. Contact werd vermeden, in vertrouwen vertelde geheimen likkebaardend doorverteld.
Nog net op tijd werd ik toen ik verhaal wilde halen bij de voordeur weggetrokken door mijn lief. 'Ik ga wel, je weet hoe ze is. Als jij haar confronteert, schrikt ze misschien. Maar ik zeg wel hoeveel pijn je hebt.'
Ze kwam haar holletje niet uit. Pas nadat manlief haar duidelijk maakte dat het misschien wel correct zou zijn mij te benaderen, hoorde ik wat. Een mailtje, schreef ze, zou niet alles goedmaken, maar, 'meer kon ze echt niet doen.' Verbaasd en beschadigd staar ik naar het scherm. Zes zinnen van 'meisje_322'. Meer kwam er niet. Een e-mailtje na twee jaar van mijn vriendschap, verzonden uit het huis naast me.

dinsdag 29 januari 2013

smerige ballen


Afgelopen zondag was ze er weer: mijn buurvrouw. Een paar dagen daarvoor wurmde ze ongevraagd haar naar Kölnisch Wasser riekende lijf mijn gang in. In een argeloze bui pakte ik mijn nieuwe snowboots uit de auto en ineens stond ze in mijn hal. “Zozo, doe maar duur,” wees ze met samengeknepen lippen naar het nepbontrandje op de laarzen. Daarmee was ik nog niet van haar af. “Zondag kom ik gezellig eten,” drong ze zichzelf op. Haar stem kraste. De mijne haperde.

Mijn buurvrouw (“zeg maar mevrouw Riekie”) weet alles van onze buurt. Ze kan precies vertellen hoe vaak de pizzakoerier stopt bij mijn andere buren, wanneer het jonge stel van een paar huizen verderop barbecuet (“ik zag stokbroden uit de tas steken en er lag een zak houtskool op de bagagedrager) en op welke krant ik ben geabonneerd (“geef me even de kortingsbon van jouw achterpagina”). 

Als een razende ruim ik die zondagmorgen alle dure glossy’s op, want die vindt ze geldverspilling. Daarna inspecteer ik de kamer en verruil de Uggs-pantoffels voor mijn versleten berensloffen. De chique theedoos gaat, nadat er na haar vorige bezoek een hoop zakjes misten, een middag naar de kelder. En plunderde ze tijdens haar laatste visite alle pralines (“ze staan er toch voor?”), deze keer moet buuf het doen met het pak speculaas dat over de datum is. Ik waaier veertien koekjes op een schoteltje.

In de keuken draai ik twee gehaktballen. De grote, die “mevrouw Riekie” altijd uit de pan vist, krijgt een extra sappige vulling van kattenvoer. Ik moet er zo van lachen dat ik me verslik en over de ovenschotel hoest. Precies op die kant van de schaal leg ik meer kaas. Ik schrik zo van de bel die een half uur te vroeg gaat, dat het verse brokje neuspulk van mijn vinger in de soep valt. Snel veeg ik het andere stukje aan het koffiekopje dat voor haar klaarstaat. 

Ze perst net een wind uit haar billen als ik met het derde kopje koffie de kamer weer in draaf. “Wat eten we?”, loert ze richting keuken. Haar mond is karamelkleurig. Er ligt nog één speculaasje op het bord.

“Die dikke van 144 heeft alweer een nieuwe auto.” Een druppel jus hangt aan haar kin. Ze merkt het niet. Ze schrokt het laatste restje bal naar binnen en schept gehaast een nieuwe lepel puree met extra kaas op haar bord. (“anders blijft het toch maar over.”)

Bij het weggaan prikken harde haartjes in mijn wang als ze de jus op de mijne veegt. Ze knijpt me gemeen hard. Haar warme speeksel spettert in mijn oor als ze knipoogt: “komende zondag bij mij”.

donderdag 26 januari 2012

katers

De reusachtig dikke kater van de buren ligt op mijn bed. Hij is niet alleen zo onbeschoft om niet aan te bellen voor zijn tukje, hij is ook nog eens erg harig en onzindelijk. Bij ieder bezoekje hijgt hij me minachtend toe vanaf mijn flanellen heiligdom. Mijn hele bed ligt vol plakharen en er ligt een drolletje naast mijn beddenpoot. Een paar dagen later gebeurt het wéér. In de hal ruik ik de kattenpis en zijne harigheid ligt monsterlijk onder mijn dekbed te snorren. Donsharen liggen op mijn laken en een plasje op de grond.

Na de zoveelste schrobbeurt ben ik zover. Op de bank bij de buurvrouw beklaag ik mezelf bibberend. Buurvrouw hoort het glimlachend aan. Dan lacht ze daverend. Schaterend kletst ze haar handen op haar knieën. “Buuf, zo is het nu eenmaal. Da’s de wet van de natuur. Tijger weet niet beter. We leven in een vrij land. Koffie?”.
Die nacht droom ik van Godzillakat met flikkerende ogen. Hij springt door mijn raam, maait de salontafel leeg en strekt er zijn poten op. Lurkend aan een fles bier boert hij tegen Jeroen Pauw op televisie. Ik word zwetend wakker. De dromen blijven komen. De kater ook, samen met zijn pieslucht, slijmdrollen en plukken haar.

Twee dagen later haal ik mijn dekbedovertrek weer schoon uit de droger. Op zolder staan nog twee flessen wijn die ik gisteren na de fles Bailey’s heb gemist. Vooruit, één glaasje dan.
Voor ik het weet zit ik op het dubbele van mijn voorgenomen twee glaasjes. Of was het er al eentje meer? Ik krijg het warm en besluit mijn badpak aan te doen. De rode stippen heb ik eigenlijk nooit leuk gevonden, maar hé, wat kan het schelen. Ik zet mijn douchemuts op. In mijn badpak huppel ik naar de stereo. Wijn spettert op het tapijt. Ik dans en zing Abba’s “Dancing Queen”. Verrek! Ik BEN de dancing queen. En nu ben ik een kater. Ik kras met mijn nagels rond in de lucht. Miaaaauw! Nog één glaasje dan, ik ben een superster!
De buurvrouw kijkt me aan met ogen zo wijd open gesperd dat ik haar amper herken als ze me ziet slapen op haar bed. Mijn plasje ligt er keurig naast. Ze heeft vier ogen! Ik schiet in de lach. Barst, denk ik, en ik val weer op het kussen. We leven in een vrij land en ik weet niet beter. Bovendien stond het raam open.