woensdag 31 juli 2013

chipsmonsters forever

Een half uur nadat ik per toeval tegen haar ouders botste, mailt ze me al: mijn vroegere vriendinnetje. Lieve Eveline, drie weken geleden had ik het nog over jou. Ik heb je een paar keer gezocht, maar iemand zei dat je in Amerika woonde.
Nerveus klik ik het bericht weg. Met mijn vriendin komen ook de herinneringen terug. Mijn oude leven. Mijn oude dorp. Flarden van gesprekken, geschreeuw, het diepe gevoel van onveiligheid. Teruggaan naar mijn vriendin, betekent ook teruggaan naar die wereld. Pas twee dagen later schrijf ik haar terug.
Ze woont er ook niet meer, antwoordt ze. Een nieuwe start biedt ze me aan. Kom je snel, vraagt ze nog.


Op een prachtige zondagmiddag draal ik eerst een kwartier voor haar voordeur en bel dan voorzichtig aan. Voor het eerst sinds 29 jaar omhels ik haar. Wat is ze mooi. En wat voelt het raar, die eerste vijf minuten.
Dan kruipen we naast elkaar en eten brood alsof er niets gebeurd is. We praten over vroeger en ik herinner me die maandag dat ik in de klas onder tafel kroop omdat de maatschappijleraar druk gesticulerend zijn arm voor me hief. Zij weet me te vertellen over de keren dat ik alleen door de straten fietste. Ik slik. Ooit belde ik bij haar aan met de smoes dat ik wilde spelen. Het enige dat ik zocht was een wc. Er was niemand bij mij thuis en een huissleutel had ik niet. Pas veel later kreeg ik de sleutel van de garagedeur. Mijn vriendin luistert. Ze geeft me chocola - dat weet ze nog - en knikt. Ze streelt me zachtjes over mijn arm. Nu gaan we verder, troost ze. We ruimen onze theekopjes op en de zon breekt door. "Weet je nog, die ene zomer?" vraag ik. We giechelen en haasten ons als de onbezonnen tieners van vroeger naar de supermarkt. Een kwartier later eten we op haar zonnige balkon weer chips met kerriedipsaus uit een zakje, precies zoals we die maakten in 1987. Het leven heeft blijkbaar zijn eigen agenda, besluiten we.


De avond daarna bestudeer ik liggend op mijn buik op zolder oude foto's. Naast me staat een bakje chips met kerriesaus uit een zakje. Wat ik zie is een schijnwereld vol desinteresse, angst en zelfzucht. Ik zoek een familiefoto, maar die bestaat niet. Met mijn vingertoppen aai ik over Ronnie de hond. Ik streel foto's van kleine C. en poes Paddy. Mijn ogen prikken als ik Edmund terugzie; mijn overleden vriend. Onderin de doos ligt een foto van de studentenkamer waar ik woonde als zestienjarige. Niemand die me daar bezocht. De paar fijne herinneringen raken me extra hard en laten me huilen, dwars over de rondslingerende prentjes.
Een paar dagen later Skype ik met mijn oude nieuwe vriendin. Ze laat me Papa Chico horen, het liedje uit de zomer van onze chipsaanvallen. De zomer waarin we samen ontwaakten. We zwaaien naar elkaar voor het scherm en bijten gelijktijdig op onze lippen.

1 opmerking:

  1. WAUW!
    Wat heb je dit prachtig geschreven, het blijft raken en voor mijn gevoel was ik erbij.

    BeantwoordenVerwijderen

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.