dinsdag 11 juni 2013

sprookje

Er was eens een klein meisje, dat zo prachtig, schattig en lief was dat iedereen haar bewonderde. "Wat heb je mooie krullen," zeiden de mensen toen ze nog jong was, en ze trokken haar op schoot. "Ik ken niemand met zulke lieve kuiltjes in haar wangen als jij." Huppelend rende ze in haar prinsessenjurkje door de straat en schonk iedereen die maar wilde haar meest stralende lach.
Op de middelbare school kwamen de eerste barstjes. Vond ze in groep acht haar etui wel eens vernield terug in haar jaszak, in de brugklas krasten de meisjes uit haar klas in haar agenda. Wij moeten jou niet op het schoolfeest, schreven ze. Jij bent niet welkom.
Tijdens de gymles, een jaar later, dacht ze te begrijpen waarom ze altijd alleen aan de kantinetafel zat. Haar borsten waren drie keer zo groot als die van het klasgenootje met het best gevulde roze behaatje. Het meisjesgegiechel tijdens het volleyballen klonk als satansgelach. In het zwembad was het gejoel minstens zo kwetsend als het stiekeme geloer. Ze was vijftien toen ze op weg naar huis van zwemles door twee onbekende jongens van haar fiets getrokken werd. Ze wilden 'even lekker voelen'.
Het meisje kocht een coltrui en knipte haar haren kort. Ze verfde het groen. Met enkel nog haar dagboek dat ze vertrouwde, nam ze een neuspiercing en stopte met het maken van huiswerk. Dolend door de stad beloofden drie jongens in bontjas haar te helpen. In plaats van vriendschap en vertrouwen gaven ze haar drank en drugs.  
Sterk was ze ook, dat meisje. Toen ze eenmaal snapte dat haar toekomst in haar eigen handen lag, rechtte ze haar rug. Studeren zou ze, in een grote stad waar niemand haar kende. Ze had haar propedeuse net gehaald toen de twee nieuwe vrienden haar niet zoals beloofd veilig thuis afzetten maar haar in een steegje als een lappenpop achterlieten.
Niemand zal mij nog kwetsen, dacht ze, en ze kleurde haar haren opnieuw. Dit keer diepzwart. Haar neuspiercing gleed met behulp van een warme speld nog makkelijk door het originele gaatje. Het dunne ringetje werd vervangen door een versiersel in de vorm van de slang die Eva in het paradijs had verleid. De lange, leren jas die tot aan de grond kwam, bedekte haar lichaam volledig. Niemand zou nog zien wat eronder zat. Geen enkele man zou nog aanstoot nemen aan haar. Schichtig liep ze door de straten in haar soldatenkistjes, haar hoofd gebogen, haar lippen strak.
En weer waren ze daar. De opgeschoten jongens.
'Vuile gothic', riepen ze. 'We zullen die piercings eens even uit je smoel raggen. Kleed je toch normaal. Freak!' Ze voelde de eerste beuk in haar gezicht. Een harde duw. Straatvuil dat prikte in haar handen. Mascara vlekte over haar wangen toen ze wilde opkrabbelen en een harde stomp in haar buik haar de adem benam. Een nog hardere klap in haar gezicht, haar handen beschermend voor haar ogen. De slang werd afgepakt en in een put gegooid. Het was in de modder op straat dat ze besefte dat ze nooit meer het gewone, aardige meisje kon worden dat ze altijd had willen zijn.

 

3 opmerkingen:

  1. Triest verhaal, maar geweldig geschreven!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Triest verhaal, weer mooi geschreven.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. En zo kom je er toch nog maar eens keihard achter dat sprookjes niet bestaan...Jammer genoeg.

    BeantwoordenVerwijderen

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.