Brandhout. Dat is wat overbleef van het monument ter ere van
Anne Frank: het joodse meisje dat in de tweede wereldoorlog tevergeefs
jarenlang onderdook . Gevlucht voor de Duitsers. 'Slechte' genen, vonden ze van
haar 'soort'. Nadat ze ternauwernood vernietigingskamp Auschwitz overleefde,
stierf zij alsnog in Bergen-Belsen, enkele weken voor de bevrijding. Vijftien
was ze. Anne liet een eigen monument achter: haar dagboek. De boom die later voor
haar werd geplant in Frankfurt, haar geboortestad, werd deze week door
onverlaten omgehakt en afgevoerd. Of mag ik zeggen: gedeporteerd?
De tweede wereldoorlog wordt nog jaarlijks herdacht. En dat
is hard nodig. Marktplaats staat bol van de swastika's en überlollige originele
Auschwitz-pyama's. De Britse prins Harry ging gekleed als Nazi naar een
feestje. Vorige maand nog bestelde een Groningse studentenvereniging vijftig
jodensterren voor een zuipparty.
Als tiener bezocht ik ooit het oorlogsmuseum in het Limburgse
Overloon. Ik wilde begrijpen waarom 4 mei werd herdacht. Met twee
vlechtjes in mijn haren staarde ik apathisch naar posters van tientallen
meters hoge bergen met opgestapelde lichamen. Vergast. De monden open
gezakt. Handen verstrengeld met die van kindjes, jonger dan ik. Ik zag
de foto's van kratten vol uitgetrokken gouden tanden en kisten met
hoornen brillen. Mijn tranen hield ik niet meer binnen toen ik een
nagebouwde kamer van een kampcommandant binnenliep. Overal lagen
restanten van mensen. Ik zag weckflessen vol afgerukte geslachtsorganen
en embryo's, uit buiken gesneden. Ter vermaak stond er een kekke
drinkbeker, gemaakt van beenderen. De kap van de schemerlamp was een
gedroogde mensenhuid. Nooit meer maakte iets méér indruk dan dat.
Nachten lag ik wakker van wat mensen elkaar konden aandoen. Het was een
wijze levensles.
Die winter vroeg ik de kerstman om Anne's dagboek.
Arme
Anne. Ik zoog haar woorden op, las over haar dromen en herkende mezelf,
toen ook veertien jaar oud. Telkens als ik het zwaar had, dacht ik aan
haar.
Het was vorig jaar dat ik er weer was: het Overloonse
Oorlogsmuseum. De expositie was ingekrompen tot een schuchter wandje
bordkarton van tien meter. De hele Holocaust was verworden tot enkele
foto's. De rest van het museum was omgetoverd tot een pretpark vol
jongensspeelgoed. Een kelder waar je het luchtalarm kon horen loeien.
Zalen vol wapentuig en poppen van Finse militairen met speciale
oorlogsski's. Vette monsters als Duitse Panther- en Tigertanks. Volgens
het museum allemaal een stuk interessanter voor wie nu leeft.
Interessanter dan het meisje Anne, dat met ongeveer tweehonderdduizend
Nederlanders werd afgevoerd.
Net als nu de boom. Ter herinnering aan
Anne en alle oorlogsslachtoffers, en gekweekt uit een stekje uit Anne's
eigen achtertuin. Afgehakt. Midden in de nacht, snel doorgezaagd, de
stukken doorkliefd en afgevoerd. Recessie. Haar nagedachtenis net als
zijzelf verraden. Net als miljoenen joden, homo's en zigeuners verbrand
in de kachel. Het was geen daad van 'ich habe es nicht gewusst'.
Het gebeurde waarschijnlijk gewoon door iemand die vijf euro op brandhout wilde bezuinigen.
Heftig, mooi geschreven.
BeantwoordenVerwijderen