woensdag 29 februari 2012

kippenhok

April 2000
“Kip?” roep ik luid en duidelijk door ons kantoor. Hardop en in een reflex antwoordt iemand. “Tok!”. Naast mij hoor ik ook een “tok” en om het hoekje klinkt hetzelfde woord, maar dan met opzet wat uitgerekt. Als ik de kippengeluiden heb geteld, kan het document afgedrukt worden. Bij vier tokken is de printer voor mij.
Stapelgek van hele weken vol beleefde “Kan Ik Printen?” besluiten we in onze maandvergadering tot afkorten. We oogsten er vooral gelach mee van collega’s; in het bijzonder van diegenen met een eigen kantoor en een printer voor henzelf. Het kan ons niet deren. Wij zijn efficiënt en een geolied team.

We drinken thee uit grote mokken die je ’s morgens feilloos voor iedereen uit de vaatwasser vist. De Tweety-beker uit de kast moet op dinsdag ook mee. En waar is die ene met ribbels? Nieuwe laarzen worden gepast en de oude doorgegeven aan iemand die ze kan gebruiken. Er komt een cake voor terug. Met sinterklaas maken we een rij papieren schoentjes waarin iedereen een prulletje stopt. Verdrietige dagen worden gedeeld met een Mars in je la of een kaart op het toetsenbord.

Op alle foto’s staan we breed lachend, de armen strak om elkaar geklemd. We geloven er heilig in dat dit voor eeuwig is.

Februari 2012
In het cafeetje roer ik in mijn thee. Naast me zit een ex-kip, nu vriendin. Af en toe kletsen we bij, giechelig lepelend van koud geworden soep of een Waldkornbroodje dat is uitgehard omdat het te lang duurt voor we opnieuw kauwen. Tijd en recessie hebben ons niet gespaard. Eerst vertrok de Tweety-mok, waar als waarschuwing al het oor vanaf was. Daarna de witte met het hartje en toen ging ik. Hanen namen het over.

Ons kippenhok van toen is grondig verbouwd: transparant glas, nieuwe regels, koffie uit een automaat en straf bij eten achter je bureau. Voor cake is geen tijd. Om de hoek in de gang staat nu een gezamenlijke turboprinter die alle opdrachten in een keer verwerkt.

maandag 20 februari 2012

Hello-Kitty-Kar-Manie


Een van mijn passies is het vinden van hilarische flauwekul. Prullen waarvan iedereen zich afvraagt waarom ze bestaan. Cocktailprikkers met slingerapen, oranje sokken met aangebreide tenen of opvouwbare, kartonnen bekers. Op markten, in winkels, zelfs in iedere koopgoot sla ik door. Bij het bordje “sale” knettert er iets in mijn eksterhoofd. Als mijn radar ook maar ergens meuk detecteert, spuit mijn bloed door d’aderen.  Hoe gekker hoe liever. Ik kwispel voor iedere vitrine. Zelfs die van de hakkenbar.
Het resultaat van een van mijn strooptochten is een complete “Hello-Kitty” verzameling in mijn auto. Op de pook wiebelt een roze douchemutsje met het witte poesje. Als ik schakel, masturberen mijn vingers met het zachte poezendons. Om de handrem zit een lekker strak Hello-Kitty hoesje. Met klittenband, zodat ik het kan wassen. Op de achterruit een blitse Kitty-sticker. De Hello-Kitty-nummerbordhouder paste niet. De hoofdsteunhoesjes wel. Maar het mooist van alles is mijn Hello-Kitty-spiegelhoesje. Gemaakt van elastisch roze pluche met een grote 3-D-poezenkop erop. Hij krult om het binnenspiegeltje. Eronder een glitterhanger. Voor het stoplicht zie ik iedereen kijken. Dan zet ik stoer de radio harder.

Het geeft me een ultraveilig gevoel, mijn roze kittykar. Ik weet namelijk zeker dat ik niet hoef te vrezen als ik geparkeerd sta op het stationsplein of in de garage die hier “onderdelenmagazijn” wordt genoemd. Zelfs de grootste hork met bivakmuts en breekijzer laat mijn blikje met rust. Bij het door de ruiten schijnen van de zaklamp smelt zijn hart. “Ochgussie”, denkt hij dan. “dit poezelige autootje is vast van een heel schattig, lief, blond meisje. Deze auto is haar trots. Dat kan ik niet kapotmaken. Laat ik maar naar die Mercedes SLK gaan, met de dennenboom-luchtverfrisser en laptop op de achterbank”. 

maandag 13 februari 2012

Valentijn


Kwart over vijf. Net als ieder jaar word ik vandaag rusteloos wakker. Haastig spring ik onder de douche en vlieg tussen de druppels door. Geen tijd te verliezen. Nadampend krul ik mijn haren en smeer geparfumeerde bodylotion op mijn vel. Ik pluk en kwast net zolang tot ik er uitzie als een kruising tussen Byoncé en Sylvie.

Half zeven. Ik controleer de mat bij de voordeur. Niets. Met de tussendeur open, zodat ik de bel goed hoor, schrok ik mijn yoghurt naar binnen. Een lange dag vol kansen. Drommen bestelauto’s van Fleurop zullen voor mijn deur stoppen. Zoveel dat het gordijn bij de buren op en neer blijft schuiven. Zo vaak dat ik straks een tekort aan vazen heb. De postbode moet aanbellen om de volle postzak naar binnen te schuiven. Met sky-radio op de achtergrond, want ik wil geen verzoeknummer voor mezelf missen, trek ik mijn telefoon uit het stopcontact. Lekker vol energie zodat alle smsjes kunnen binnenstromen.

Twintig over twaalf. Het blijft rustig. Mijn krullen zakken al uit en mijn lipstick is vervaagd. Ik stuur mezelf een e-mail via mijn mobieltje maar alles werkt gewoon. Na de middagboterham werp ik mezelf op de bank. Mijn benen wiebelen over de leuning. TNT heeft het vandaag vast erg druk met sorteren. Of er is geen busje meer vrij. Op de televisie zap ik van Dr. Phil naar Oprah en terug. Om kwart over twee trek ik de paprikachips open.

De telefoon rinkelt! Ik neem een snoekduik over de salontafel en hijg mijn naam. Het is mijn vriendin. “Hoeveel heb jij er?” vraagt ze. “Vier” lieg ik. “En een bos rode rozen”. Ze is even stil. “Ik zes” zegt ze dan. “en twee bossen”. In de badkamer poets ik met een watje de streepjes mascara op mijn wang weg en borstel nieuwe sensationele wimpers. Nukkig check ik mijn computer. Nul berichten. Gelukkig staat er nog een doos zeevruchten in het kastje.

Kwart voor vier. De brievenbus kleppert en ik hoor een grote plof! Hoera! Op mijn 12 centimeter hoge hakken tijger ik naar de hal. Mijn minirokje kruipt op als ik buk, mijn vingers staan in de spreidstand. In het plastic ligt de nieuwe Libelle. Ernaast één stuks rode enveloppe met een grote beer erop. En hartjes! Tijd voor een briefopener heb ik niet; mijn vingers plukken onder de lijmlaag. Rode papiersliertjes dwarrelen. De beer is snoezig en lacht verliefd. Mijn hart bonkt. “Dag Valentijntje” staat er. Kusje van mama”. 

maandag 6 februari 2012

Alaaf!


Het ergst was die keer dat ik bij de plaatselijke carnavalsvereniging met mijn kleurplaat een parkiet won. Beduusd kwam ik thuis met het kartonnen doosje. Door twee luchtgaten priemden de kraaloogjes van een schuw, groen vogeltje. Mijn vader kocht schuimbekkend een vogelkooi met me.

Ik ben geen carnavalsbeest. Als Limburgs “mechje” stond ik ieder jaar weer verloren tussen mijn hossende klasgenootjes, twijfelend of ik mijn serpentines zou uitgooien of bewaren. Liever zat ik op het toilet met mijn meegekregen koekjes. Met iedere nieuwe toiletbezoeker zwol en dempte het lalalaaa.


Vaak kon ik me drukken. Buikpijn en huiswerk waren mijn grootste vriendjes tijdens jeugdpronkzitting, zittingsavond, boerenbruiloft,jeugdbal, pulschuuven of kriebelbal. Waar ik echter nooit onderuit kwam, was de optocht. Ieder jaar opnieuw strompelde ik blauwbekkend met mijn ouders door de straten omdat dat “zo hoorde”.
Van veraf slingerde de plaatselijke Harmonie langs de met ballonnen en maskers versierde huizen. Na de giebelende Dansmariekes kwam de John Deere-trekker. Erachter de aanhangwagen met daarop een vernikkelde Prins met dikke wallen onder zijn ogen. Op de kar lalde de flink ingedronken Raad van Elf een uitgerekt “Alaaaaaaf” met bierflesjes in hun handen. Ze droegen allemaal dezelfde fluwelen cape over hun trouwpak.

Jaren later ontvlucht ik Limburg en ga op kamers. In de vuilniszakken prop ik tussen afgestoomd behang en oud tapijt opgelucht mijn schmink en roodkapje-outfit. Ik trap er niet meer in. Voor mij geen gepluk aan mijn billen of schoenen vol brokkige patatkots. Dit jaar blijf ik die paar weken lekker “prinsipieel” in mijn grot. Kan ik mooi de parkietenkooi schoonmaken.