dinsdag 31 december 2013

vuurwerk

De actie van Serious Request - een landelijke inzameling waarbij radiopresentatoren tegen betaling plaatjes draaien vanuit een glazen huis - heeft dit jaar 12 miljoen euro opgebracht. Al het geld wordt gedoneerd aan het Rode Kruis dat daarmee kindersterfte wil aanpakken. Ik zeg: driewerf hoera!
Het was wekenlang buffelen, bedelen en leuren, maar dan heb je ook wat: twaalf miljoen euro. Dat zijn weer een hoop kindjes die niet sterven aan diarree of vervuild water.
In schril contrast tot de sterfte van kindjes, staat in Nederland de sterfte van handjes en tandjes. Ik heb het natuurlijk over vuurwerk. Want liever dan dat er tien euro voor een liedje wordt uitgegeven, geven we het aan onszelf uit. Knallen moet het. Van voor tot achteren, en dat mag wat kosten. In 2012 is er voor 65 miljoen euro aan vuurwerk verkocht.
De opbrengst was niet zuinig. Driehonderd mensen raakten gewond, er waren twee dodelijke slachtoffers en 95 mensen zijn hun zicht kwijtgeraakt. Jaarlijks kost het herstellen van ontplofte brievenbussen en bushokjes en al het opruimwerk rond de tien miljoen euro. Tel daarbij op de kosten van ambulancepersoneel, medische verzorging en jarenlange therapie aan hulpverleners zelf die te maken kregen met bedreigingen of erger. Kan ik even vangen? Is dat geen dolle pret?


Eigenlijk was het de bedoeling dat ik een felle column zou schrijven over bovenstaande. Ik wilde daarbij afsluiten met een fel pleidooi om de vrije verkoop van vuurwerk te verbieden en alles meer gecontroleerd te laten verlopen. Hoe dat moest, had ik ook al precies uitgedacht. Misschien niet helemaal naar wens voor de heren en paar dames knalpot, maar het scheelde zeker miljoenen uit de staatskas en ook wat vingers en ogen. Het bespaarde ook wat dieren een lijdzame dood door een rotje in hun kont. Ik ga het niet doen. Mijn mening leest zich al tussen de regels en hoeft geen betoog.
In plaats daarvan ga ik het hebben over mijn jaarwisseling. Met champagne dit jaar, om de moeilijke momenten snel te vergeten en om te proosten op de goede dingen die zijn gebeurd. Tweeëneenhalf jaar heb ik columns geschreven, tweeëneenhalf jaar wekelijks gepost op dit blog. Met veel plezier, en zoveel lieve reacties. Wat ik niet voorzag is dat ik in die tijd zo zou groeien. Zoveel zelfs dat ik inmiddels geld verdien met mijn schrijverij. Regelmatig sta ik in de bladen, en als klap op de vuurpijl (zowaar een woordgrapje) kreeg ik in november 2013 een heus boekencontract. Ik ga debuteren. Tijdnood en werkdruk dwingen mij keuzes te maken. Een daarvan is dat ik mijn wekelijkse stukje ga opgeven. Als je het leuk vindt me te blijven volgen, ben je van harte welkom op mijn website: www.evelinekarman.nl. Kom af en toe eens even spieken op dit blog, volg me op Twitter voor bijna dagelijkse krabbeltjes, maar blijf vooral genieten van taal.
Voor mij wordt 2014 een jaar vol klamme handen, zenuwen en hoop. En misschien een mooie afsluiting, een paar stille wensen die worden vervuld. Ik hoop voor jullie op een geweldig Nieuwjaar, een goede tijd en fijne herinneringen aan ene Karmanie.
Maybe we will meet again. En dat is pas vuurwerk!

dinsdag 24 december 2013

kerstmormels

Het is nog geen tien graden buiten en ik zweet me een ongeluk. Met gloeiend voorhoofd draaf ik door de winkelstraat voor mijn jaarlijkse dosis kerstcadeaus. Bijna vertrappel ik een kleuter die dreint om een Furby: een pluche speelgoedbeestje met een niet kinderachtige vanafprijs van 70 keiharde euri. Zijn moeder zucht. Ik haal mijn schouders op. Ze zoekt het maar uit met Furby en het kinderchagrijn: ik heb haast. Ik moet scoren. Bijna over de hoofden van andere mensen hol ik door de stad. Bij de parfumerie staan wachtrijen tot aan de ijssalon op de hoek. De Bijenkorf lijkt meer een discotheek vol knipperende lampjes en is afgeladen vol armen die als propellers rondmaaien om in de rekken te kunnen graaien. In de speelgoedwinkel wil ik niet eens kijken. Oei, wat een recessie toch.
Hebben, hebben, hebben, lijkt het credo. Brachten de koningen Caspar, Balthazar en Melchior nog braaf al hun kostbaarheden vrijwillig; tegenwoordig worden geschenken verwacht. Groot graag. En veel. Met een zelfgebreide rendiertrui of een parfummetje van Kruidvat kun je echt niet meer aankomen. Kerstmis is tegenwoordig het feest van de incasso. Natuurlijk draag je nieuwe kleren. En uiteraard heb je alle recht om te mopperen als je werkgever je geen kerspakket geeft. Een eindejaarsbonus is toch verplicht? Geen dertiende maand? Wat een droeftoeter van een baas.
Zelf ren ik door de warmgestookte winkels en stort me op de herenafdeling van een warenhuis. Alsof het warme broodjes zijn, pakt de caissière designertruien van tweehonderd euro in. Beteuterd kijk ik naar het paar sokken in mijn handen. Zal ik er maar twee kopen dan?
De simpele kerststol voor mijn sportmaatje kostte bij de bakker al veertien euro. Dat is gewoon dertig gulden, want omrekenen naar de tijd van Caspar, Balthasar en Melchior doe ik nog wel. En waar is Huub eigenlijk nog blij mee tegenwoordig? Op welk bedrag rekent Corien? Kan ik bij mijn zus nog wel aankomen met een fashioncheque van een tientje?
De keer dat ik werkelijk mijn best deed en al in november begon met zoeken, werd me ook niet in dank afgenomen. Het met zorg uitgekozen kookboek gaf te weinig uitleg. Het veel te dure maar o zo mooie topje was inderdaad prachtig, maar niet in het goede kleurenschema.
Midden in de mensenmassa sta ik stil. Twee tieners met armen vol plastic tassen botsen tegen me op. "Stom wijf," hoor ik. Ze hebben helemaal gelijk. Wat een idioot ben ik ook. Ik stop met de ratrace. Ik koop voor iedereen een mooie fles wijn of een doosje Leonidas en schrijf er een persoonlijke kaart bij. Zeikerig? Zal best. Maar het scheelt me wel mooi twee dagen winkelen en een halve maand huur.
En nog even over dat Furbybeestje van zeventig euro. Heb jij er geen gehad? Of baal je misschien van die zilvergrijze sjaal omdat je volgens de kleurstalen een 'zomertype' bent die een goudkleurige had moeten krijgen?
Geen nood. Vanaf morgen kun je weer alles vinden. Supergoedkoop zelfs. Marktplaats staat er vol mee.

dinsdag 17 december 2013

sentiment

In een grijs verleden studeerde ik in Tilburg. Ik zat op de Hotelschool. Volgens een vriendin is dat geen echte studie maar gewoon een school, maar voor mij was het in ieder geval bloedserieus. Ik had er niet alleen boeken nodig, maar ook een uniform. Een strikblouse, een koksbuis en een messenset. En alhoewel ik de Tilburgse binnenstad steeds beter leerde kennen, was het door mijn vier kilo messen dat ik hem ontdekte: banketbakkerij Van Vlerken. Hij zat naast Schlappi, de messenwinkel waar ik jaarlijks mijn fortuin uitgaf aan het slijpen van mijn juweeltjes.

Het winkeltje heet officieel 'lunchroom', maar is eigenlijk een kleine bakkerij. Er staan inderdaad twee bistrotafels met verweerde stoelen, maar die worden alleen gebruikt door degenen die niet kunnen wachten tot ze thuis zijn. Meneer Van Vlerken is net als de tafels ook wat ouder. Hij draagt een koksbuis met een blauwe blokjesbroek. Zijn bril heeft een ouderwets, zwart montuur en ik weet niet hoe hij het doet, maar de glazen zijn altijd beslagen. Al het lekkers in de vitrine is van zijn hand. Hij staat er midden in de nacht voor op. Brood verkoopt hij niet, maar hij heeft wel de lekkerste schuimgebakjes, de knapperigste bokkenpootjes en de grappigste Sponge Bobs van marsepein. Het interesseert me allemaal matig. Truffels moet ik hebben. Daar kom ik voor. Al jaren. Grote brokken knapperige chocola vol slagroom die amper in je mond passen. Je moet er twee keer op bijten waardoor de dikke crèmevulling langs je tanden in je mond gelikt moet worden. Nooit kwam een andere truffel zelfs maar in de schaduw van die van mijn bakkertje. Ik rij er zelfs voor om als ik in Brabant ben. Sentiment uit Tilburg.
Schlappi is allang weg. Samen met de BCC ernaast en het cadeauwinkeltje op de hoek. Maar het deurbelletje van Van Vlerken rinkelt nog hetzelfde als zesentwintig jaar geleden. Terwijl ik snuif van de suikerzoete dwarrelende lucht snelt hij naar de houten toonbank. Al lopend droogt hij beide handen af aan zijn sloof. Ook vandaag is zijn bril beslagen. Het witte haar piekt alle kanten op. “Wat mag het voor u zijn?”. Al die jaren dezelfde vraag. Hij houdt zijn hoofd iets omlaag en boven zijn bril glimmen zijn ogen. Wanneer hij mijn schatjes geconcentreerd inpakt, duwt hij het puntje van zijn tong tegen zijn bovenlip. Hij kijkt erbij alsof hij het liefst ieder truffeltje apart nog een afscheidszoen wil geven. In een koperen bak weegt hij mijn bestelling. Twee zakjes truffels. Een zakje borstplaat. Alles verdwijnt in papieren wikkels. Met veel kracht slaat hij op de halfverroeste ijzeren cijfers van de immense houten kassa.  De geldla opent met een tingelend belletje. Hij kijkt bijna verlegen als hij mijn geld aanneemt. Ik ruim mijn portemonnee op en hij wacht geduldig. Ik hoop dat hij het nog eeuwen volhoudt. Ik heb het hem al die jaren nooit durven zeggen, maar nog voor ik terug bij mijn auto ben, zijn alle zakjes altijd al kapot gescheurd en leeg.

dinsdag 10 december 2013

sterf, Anne Frank!

Brandhout. Dat is wat overbleef van het monument ter ere van Anne Frank: het joodse meisje dat in de tweede wereldoorlog tevergeefs jarenlang onderdook . Gevlucht voor de Duitsers. 'Slechte' genen, vonden ze van haar 'soort'. Nadat ze ternauwernood vernietigingskamp Auschwitz overleefde, stierf zij alsnog in Bergen-Belsen, enkele weken voor de bevrijding. Vijftien was ze. Anne liet een eigen monument achter: haar dagboek. De boom die later voor haar werd geplant in Frankfurt, haar geboortestad, werd deze week door onverlaten omgehakt en afgevoerd. Of mag ik zeggen: gedeporteerd?

De tweede wereldoorlog wordt nog jaarlijks herdacht. En dat is hard nodig. Marktplaats staat bol van de swastika's en überlollige originele Auschwitz-pyama's. De Britse prins Harry ging gekleed als Nazi naar een feestje. Vorige maand nog bestelde een Groningse studentenvereniging vijftig jodensterren voor een zuipparty.

Als tiener bezocht ik ooit het oorlogsmuseum in het Limburgse Overloon. Ik wilde begrijpen waarom 4 mei werd herdacht. Met twee vlechtjes in mijn haren staarde ik apathisch naar posters van tientallen meters hoge bergen met opgestapelde lichamen. Vergast. De monden open gezakt. Handen verstrengeld met die van kindjes, jonger dan ik. Ik zag de foto's van kratten vol uitgetrokken gouden tanden en kisten met hoornen brillen. Mijn tranen hield ik niet meer binnen toen ik een nagebouwde kamer van een kampcommandant binnenliep. Overal lagen restanten van mensen. Ik zag weckflessen vol afgerukte geslachtsorganen en embryo's, uit buiken gesneden. Ter vermaak stond er een kekke drinkbeker, gemaakt van beenderen. De kap van de schemerlamp was een gedroogde mensenhuid. Nooit meer maakte iets méér indruk dan dat. Nachten lag ik wakker van wat mensen elkaar konden aandoen. Het was een wijze levensles.
Die winter vroeg ik de kerstman om Anne's dagboek.

Arme Anne. Ik zoog haar woorden op, las over haar dromen en herkende mezelf, toen ook veertien jaar oud. Telkens als ik het zwaar had, dacht ik aan haar.
Het was vorig jaar dat ik er weer was: het Overloonse Oorlogsmuseum. De expositie was ingekrompen tot een schuchter wandje bordkarton van tien meter. De hele Holocaust was verworden tot enkele foto's. De rest van het museum was omgetoverd tot een pretpark vol jongensspeelgoed. Een kelder waar je het luchtalarm kon horen loeien. Zalen vol wapentuig en poppen van Finse militairen met speciale oorlogsski's. Vette monsters als Duitse Panther- en Tigertanks. Volgens het museum allemaal een stuk interessanter voor wie nu leeft. Interessanter dan het meisje Anne, dat met ongeveer tweehonderdduizend Nederlanders werd afgevoerd.
Net als nu de boom. Ter herinnering aan Anne en alle oorlogsslachtoffers, en gekweekt uit een stekje uit Anne's eigen achtertuin. Afgehakt. Midden in de nacht, snel doorgezaagd, de stukken doorkliefd en afgevoerd. Recessie. Haar nagedachtenis net als zijzelf verraden. Net als miljoenen joden, homo's en zigeuners verbrand in de kachel. Het was geen daad van 'ich habe es nicht gewusst'.
Het gebeurde waarschijnlijk gewoon door iemand die vijf euro op brandhout wilde bezuinigen.

woensdag 4 december 2013

vijftigers in maillots

Rustig laat ik mijn auto uitrollen, de file in. Muziekje erbij, dropje in mijn mond en mijn gedachten op nul. Helemaal in de relaxstand buig ik mijn hoofd naar rechts en kijk recht in de ogen van Zwarte Piet. Twee witte bolletjes in het pikzwart geverfde gezicht van een Hollandse vent van middelbare leeftijd. Hij draagt een felgele muts met een veer erop. Van schrik stokt mijn adem even. Dan trek ik langzaam op om het gat voor me te dichten. De auto rechts geeft ook zachtjes gas. Voorzichtig gluur ik opnieuw. Naast Piet Senior zit Sinterklaas himself. Ik schat de goedheiligman een jaar of vijfentwintig. Een smal jongensgezicht, de glans van de jeugd als een waas over hem heen.

Ik herinner me het Turkse gezin waar ik ooit naast woonde. Vader, moeder en drie zoontjes. Tijdens een kop thee met baklava vroeg ik mijn buurvrouw waarom de keukenruit was versierd met wortels en tekeningen van Sint. Sinterklaas sloeg hun huis toch altijd over?
Het was op school gebeurd, vertrouwde ze me toe. Ze kneep zacht in mijn arm en knipoogde. In een kantine vol überhollandse kleuters had Sint haar jongens aangesproken. Drie mannetjes op een rijtje. Met precies dezelfde donkere krullen en bruine ogen als hun vader. "Zo," had hij de zaal doorgekeken. "Je kunt wel zien wie hier de broertjes Güntaz zijn." Diepe bewondering had hij geoogst. In een zaal met bijna tachtig kinderen wist Sint niet alleen feilloos wie zij waren, maar ook hoe ze heetten. Zonder dat hij hen ooit eerder had gezien! Sterker, hij wist haarfijn te vertellen over het bezoek aan Nederland van Oma en Opa Ankara van afgelopen zomer. Wat een alwetend man, die Sint. Hoe machtig moest hij zijn. Sprakeloos waren ze op het podium geklommen om Sint te begroeten. Daarna was het hek van de dam.
Nooit meer zag ik kindjes die dieper geloofden in Sint Nicolaas dan deze ukkies.
De auto achter me toetert. Voor me lost de file langzaam op. Ik geef gas en schakel in de tweede versnelling. Daarna in de derde. Het autootje naast me rijdt synchroon met me mee. Onwillekeurig kijk ik toch weer naar de grote gele vlek op het hoofd van de oude man naast me met de dieprood gestifte lippen. Hoe is het mogelijk, denk ik. De vijftiger verkleed in een speelpakje met maillot, de student met amper de baard in zijn keel in het statige kostuum van Sint. Als ik weer kijk, zie ik dat Sints baard opzij geschoven is. Hij heeft een mobiele telefoon aan zijn oor. Vermoedelijk wordt hij nu bijgepraat over de zomervakantie van de kindjes die nu op hem wachten. Over opa en oma, en het gat in de nieuwe broek. Kindjes die na vanavond nog drukker dan anders in de weer zijn met wortels, stro en het zetten van de schoen. Ik glimlach als Sint zijn baard rechttrekt. Piet ziet mijn lippen krullen en knipoogt. Ik steek mijn duim naar ze op.