maandag 26 maart 2012

Carolyn's droom

Aan een van de afgebladderde tafeltjes zit Leo. Leo komt altijd een paar minuten voor sluitingstijd. Ook al mag Carolyn geen overuren schrijven, ze heeft hem nog nooit weggestuurd. Ze zet het slordig opgemaakte bord voor hem neer. “Nog een kopje koffie?” Leo knikt. “Lekker”. Met zijn vork prikt hij een eidooier stuk.

Achter de bar telt Carolyn haar wisselgeld af. Vijftig euro, waarvan twee briefjes van tien en de rest in muntjes, gaat in de grote, zwarte portemonnee waarmee haar collega morgen opent. Ratelend slaat de kassa af; een sliert wit papier krult over de plastic toetsen. Leo’s bestek tikt zachtjes. Onderaan de bon staat het door haar af te dragen bedrag. Het is het meest spannende moment van de dag. Wat ze overhoudt na het aftellen van het wisselgeld en de verkopen, is haar ontvangen fooiengeld.
Carolyn’s salaris is net genoeg voor haar vaste lasten en een karige boterham. De fooi, daar draait het om. De acht tot dertig euro die ze per dag overhoudt, stopt ze thuis in het zwarte, rieten doosje onderin de wasmand. Iedere zondagmiddag pronkt het doosje op de eetkamertafel en telt ze opnieuw. Ooit zal ze genoeg hebben. Na bijna vier jaar is ze nu over de helft.

“Heb je er nog over nagedacht?” vraagt Leo als ze zijn lege bord wegneemt. Ze bloost. Het is een hoop geld voor één nacht. Hij heeft het al een paar keer voorgesteld. “Eén keertje maar?” zegt hij soms, en op het toegeschoven kassabonnetje staat dan een bedrag waarvan ze nachten wakker ligt. Haar hart bonkt in haar keel. Ze frommelt de papieren placemat tot een prop.

Terug achter de bar spoelt ze de laatste glazen. Vult de suikerpotjes. De halve citroen moet nog in folie. Leo haast zich niet. Ze denkt aan het doosje, de afgelopen jaren, de wisseldiensten. De avonden dat ze thuiskwam om met beurse voeten nog een schortje op de hand te wassen zodat het de volgende ochtend strijkdroog zal zijn. Leo heeft zijn aanbod al twee keer verhoogd. Zo dichtbij is ze nog nooit geweest. Als ze ja zegt, kan ze zich voor de kerst al inschrijven. Ze sluit haar ogen als ze zich herinnert hoe gelukzalig ze soms in slaap valt na het tellen, tegelijkertijd de pijn van de afstand tot haar droom. Het sprokkelen en bikkelen maakte haar een vermoeide strijder met verlept haar en fronsrimpeltjes. Heeft ze de suikerpotten al bijgevuld?

Leo staat aan de bar; een briefje van twintig tussen zijn vingers. “En?” vraagt hij. Zijn hand stopt de hare als ze hem zijn drie euro twintig aan wisselgeld aanreikt. “Is goed zo” knipoogt hij. Zijn tong likt zijn lippen. Zijn hoofd nu schuin, gretige ogen. Carolyn strekt zich voorover tot ze zijn hand kan pakken. In het kommetje dat ze maakt, drukt ze het briefje van twintig en vouwt zijn vingers er omheen. “Leo”, hakkelt ze, met blosjes op haar wangen. “Je moet hier maar niet meer komen”.

zondag 18 maart 2012

misbaksel


Ooit matste ik mijn collega Wim. Als dank kreeg ik van hem een doos chocolaatjes. Het was mijn lievelingsmerk en ik kon bijna niet wachten tot ik thuis was. Schuifelend op mijn berensloffen, met in mijn handen een kop thee en de doos, viel er onderweg iets op de grond. Het was een kerstkaart met “een vrolijk kerstfeest van Bob en Rianne”.

Wim is gevreesd en berucht om zijn gierigheid. Systematisch schuifelt hij naar het toilet bij acties voor goede doelen en sponsortochten. Huwelijksparen kunnen rekenen op een donatie van twee euro want “ik ga toch niet” en gokken in voetbalpoules “kan ook voor de lol”. Op Moederdag krijgt zijn vrouw stekjes uit de tuin. Ooit gaf hij me een geschenkdoos met badschuim. De spons vertoonde gebruikssporen.

Hitsig naar cijfers, verwerkt hij als rasechte boekhouder tijdens lunchtijd de biedingen op zijn Marktplaats-advertenties. Hij heeft daar zelfs een spreadsheet voor. Zijn neus ademt dan zo dicht tegen het scherm dat er vochtplekjes op zitten. Op zijn bordeauxrode spencer dwarrelen witte brokjes brood.

Juist Wim wint als grote afwezige tijdens de bedrijfstombola een kistje wijn én een elektrische barbecue. Hilarisch besluiten we unaniem dat er die zomer bij hem een tuinfeest gehouden gaat worden. Wanneer we hem dat op maandag vertellen, trekt hij wat aan zijn spencer en lacht geniepig. “We zullen zien mensen, we zullen zien”.

De Tefal-doos gaat dezelfde dag achterop de fiets mee naar huis. Voor de wijn is geen plek.
Een paar dagen later staat het kistje nog op zijn bureau. Voorzichtig komen de eerste grapjes. We zoeken wijnkistjes op Marktplaats maar het staat er niet op. Na anderhalve week wordt op zijn vrije dag het opzwepend gejoel naar een hoogtepunt geduwd. Twee collega’s breken het kistje open. Voorzichtig wrikken ze de nietjes uit het deksel en leggen twee rode bakstenen in het krullende stro. Met chirurgische precisie wordt het kistje weer hermetisch gesloten. De twee volle flessen worden keurig in de kast gezet, tussen de voorraad nietjes en paperclips die Wim regelmatig telt. Een paar dagen later is het houten kratje weg.

We zitten in de kantine als hij zijn blikken lunchtrommel opent. De kaas op zijn ontdooide boterhammen is donkergeel en zweterig geworden. Hij kijkt er verlekkerd naar. Met een knipoog naar ons vraagt de secretaresse “en Wim, hoe was de wijn?”. Wim staart haar aan. “Je bedoelt dat kistje? Dat weet ik niet. Mijn schoonvader was gisteren jarig.”. In een flits springt hij op en hupt een pas naar achter. Druppels lekken op de grond. Mijn beker thee is omgevallen.

maandag 12 maart 2012

kattenpis

Wat ben ik toch ontzettend blij met mijn blog. Ik publiceer mijn schrijfsels en die worden dan ook nog gelezen!

Op sommige dagen kijk ik wel tien keer hoeveel bezoekers ik die dag heb. Dit blogje heeft namelijk een programmaatje dat statistieken bijhoudt. Zo kan ik zien hoeveel bezoekers ik per dag of week heb, op welke dag het erg rustig is (zondag), en uit welk land mijn visite komt. Ik kan zelfs opzoeken of mijn bezoekers komen via een “verwijzingssite” of een “zoekcommando”. Dan zie ik bijvoorbeeld dat er zeven personen “Karmanie” in Google hebben getypt en daadwerkelijk hebben doorgeklikt naar mijn verhaaltjes.

Vandaag zag ik dat mijn blog is bezocht na het intikken van de zoekterm “deerne”. En verrek, Dolle Deernes is een van mijn columns! Maar wat zoekt iemand nou precies die “deerne” intoetst op het Internet? En wat moet ik denken van de  bezoeker die na het intypen van “kontjes” terecht komt bij mijn stukje over kinderbillen? Ik wil natuurlijk wel een nette blog.

Hardop moest ik lachen toen ik zag dat mijn blog door iemand is gelezen door het intypen van de zoekterm “kattenpis op dekbed”. Ik pies bijna zelf als ik dat lees.

Zou de term zijn ingetikt door een vrouw? Een man schuift piesproblemen makkelijk naar de echtgenote. Of hij slaapt gewoon verder onder de stank tot zijn tweewekelijkse wasdag. Zou de “dekbedpieser” net zoals in mijn verhaal Katers een insluiper zijn? Of is het gewoon sangria omdat dochterlief op het ouderlijk bed televisie keek? Hebben we het hier over een eenmalige plas of is er een “urnorm” probleem? Houdt deze vrouw van Abba? Heeft ze ook een badpak met stippels? Of een roze douchemuts? Eet ze liever friet of kreeftenbisque?
Mijn fantasie slaat op hol en erger, u worstelt zich braaf door mijn gekronkel. Leuk hé, bloggen?

maandag 5 maart 2012

restaurantweek met 'n amuse van lulkoek


Deze week is het Restaurantweek. Zeven dagen lang kun je voor 27,50 euro per persoon eten in een restaurant op niveau. Meestal eet ik in “Brasserie chêz Bianca” of “Eeterij In den Croquanten Croquette”, maar stiekem droom ik van een leven als gourmand.

Eerst had ik nog bedenkingen. Als een van mijn matties mij zou ontmaskeren als budgetvreter, zou ik me met wijnkoeler en al onder het tafelkleed verschansen. Kijk haar eens chic doen voor 27,50 met de rouleau van konijnenhaas waarbij gekonfijte brokjes lamsoor en een schuim van Civetkoffie.

Recessie maakt echter hongerig. Inmiddels probeer ik al dik drie jaar koortsachtig te boeken in mijn droomzaken. Of in één, als dat zou lukken. En dan bedoel ik niet de randrestaurants, maar de sterrenzaken zoals De Fuik, Seinpost, De Leest of Paul Fagel's Arsenaal. Vergeefse moeite. Vanaf de eerste reserveringsdag staat de Restaurantweek-website vol rode letters. “Volgeboekt”. En dat één minuut na opening.

Mijn list is “Dining City”. Abonnees van deze nieuwsbrief reserveren twee dagen eerder op de beruchte website. Als een mak lammetje schrijf ik me in. Maanden later komt het mailtje. Restaurantweek! Reserveren! Nu! Twee minuten later tuur ik sip naar mijn scherm. Alles is vól. Alleen “Den Vergeten Paaling” in Froggeldonck heeft nog een eenpersoonstafel.

Na zes maanden krijg ik een nieuw mailtje van Dining City. Maar deze keer gaat het lukken! Als trouwe abonnee mag ik al over een week reserveren: lekker twee dagen eerder dan de rest! Ik ren naar de trapkast en zet de champagne vast koud. Opgewonden lik ik de bladzijdes in mijn restaurantgids. Vlinders fladderen in mijn buik.

“Ping”, zegt mijn mailprogramma.  Mijn adem stokt. Alhoewel net doorgestuurd, is het nieuws al een dag oud. Als “vrindje” van sponsor Chaudfontaine mag ik nóg een week eerder reserveren. “Niet doorvertellen!” staat erbij,want dat is natuurlijk niet de bedoeling. Dit is alleen voor insiders. Ik kan mijn ogen niet geloven als ik de link indruk. Bij al mijn voorkeursrestaurants staan rode letters. “Volgeboekt”. Ik spuug van nijd tegen mijn scherm.

De restaurantweek. Konijnenhaasrouleau voor de sponsors en de elite, een bordje gebakken lucht voor het plebs. Ik loop er letterlijk bijna van leeg op het toilet. Ergens rinkelt een telefoon. Ik krijg een superidee! Vastbesloten bel ik Brasserie chêz Bianca.