Hoe wonderlijk ook: afgelopen weekend scheen de zon een paar
uur. Heel magertjes, dat wel, maar voor de verandering was er eens een keer meer zon
dan regen.
Ik lag op mijn rug in de tuin en fantaseerde dat ik mijn bikini droeg. Ik dacht
aan barbecuevlees, tijdschriften vol zonnebrandvlekken en ijsjes. Ik likte mijn
lippen en rolde op mijn buik. Daar zag ik hem: vechtend voor zijn leven was een vlieg bezig te verdrinken in het vogeldrinkbad. Hij
leefde nog; zijn vleugels trilden, en ondanks dat ze doorweekt waren, vocht hij
voor het vege lijf.
Hij moest wel: er wachtte nog een heel gezin op zijn terugkeer. Vogelnesten
vereisten inspectie, hij zou met vrouwlief boodschappen doen, en de hondenbolus
op de hoek van de straat hield morgen uitverkoop. Druk fladderend probeerde hij
uit het water te ontsnappen, maar hij schoot geen millimeter op. Met steeds
grotere tussenpozen trilden de zilveren vliesjes op zijn rug. Ragdunne zwarte
pootjes crawlden heldhaftig. Karmanie to the rescue, dacht ik, en ik stak mijn
vinger uit en viste Vlieg uit het koude water. Het kostte me een paar pogingen.
Iedere keer dat ik mijn vinger in het water doopte, golfde het en sloeg mijn
drenkeling alle kanten op. Uiteindelijk dreef hij meer dood dan levend in de
grote meegekomen druppel op mijn vingertop. Ik liet hem uitlekken op de rug van
mijn andere hand. Met de punt van mijn T-shirt zoog ik het overschot aan water
weg. Vliegmans begon te tijgeren; dapper richtte hij zijn bovenlijf op. Uitgeput
en krachteloos staakte hij zijn poging al snel.. Als een drenkeling stortte hij
in op mijn veilige roze strand. Daar liet ik hem liggen, en ik blies over zijn vleugeltjes zodat ze konden drogen.
Ik bemoederde hem, sprak hem toe, en stelde me voor hoe zijn
ieniemienietongetje van ellende uit de bek hing. Na een dikke vijf minuten
transformeerde het ragfijne lijf van een kattenbrokje naar iets wat op een
vlieg leek. Ik wist dat ik hem los moest laten voordat we ons aan elkaar zouden
hechten.
Ik knikte van de hosta met frisse groene bladeren naar Vlieg, bracht mijn
hand boven een van de mooiste stukjes en kromde mijn vinger. Vlieg begreep het
en klauterde omlaag. Stoer en vief was hij nog niet, maar kruipen ging nu prima.
Af en toe probeerde hij zijn vleugels uit te schudden. De toppen waren al droog
en schoven opgewonden over elkaar. Nog even, dan blies de wind het laatste
vocht eruit. Stil keek hij vooruit. Even bekroop me het idee dat hij oogcontact
probeerde te maken. Zag ik daar een glimp van ontroering in zijn ogen? Ik
glimlachte naar hem.
Voorzichtig kroop hij over het grote
hostablad en tilde behoedzaam zijn poten op. Vanonder een blad stortte
Godzillaspin zich vanuit het niets op Vlieg, spoot hem vol met verlammend
gif en zoog hem gulzig leeg. Ik zie nog steeds zijn vragende oogjes voor
me. Niets kon ik nog doen. Voor ik het wist lag hij op zijn rug, zijn pootjes
gekromd. Met vertroebeld zicht keek ik ernaar en draaide me verslagen om. Ik
hoefde geen barbecue of ijs meer. Ik ging naar binnen. Die afschuwelijke, kloterige
rotzon ook.
Mooi stuk. Ik hou ervan. Die kleine dingetjes uitgebreid beschrijven. Ik zag het ook voor me. Vond het zelfs zielig. Hulde voor deze column.
BeantwoordenVerwijderenOntroerend, zo'n band! :) En wat een triest einde voor wat had kunnen zijn.
BeantwoordenVerwijderenLeuk geschreven!!
jij moet een goed en lief persoontje zijn om zo over een vlieg te kunnen schrijven!!!!
BeantwoordenVerwijderen