Vandaag zag ik, nota bene in de Hema, een van mijn vroegere pesters terug. Ze was kleiner dan ik me herinnerde en ik zag aan haar grote pupillen dat ik juist groter was dan zij had onthouden.
Het begon al op het schoolplein. Ik sprak geen dialect en
mocht daarom niet meespelen. “Ik verstoi ow neet mechje. Weg hej” Verloren stond
ik naast mijn fiets. Onder mijn voeten marcheerden mieren keurig in colonne. Woorden
doen geen pijn’, zei mama en letterlijk genomen klopte dat helemaal.
Op de middelbare school groeiden de pesterijen net zo snel
als mijn lichaam. Het begon met scheldpartijen over mijn maniertjes. Daarna
werd ik tijdens de elf kilometer terug naar huis regelmatig van mijn fiets
getrapt. Vanuit de sloot zag ik ze wegslingeren: Iris, Neke en Tessa, brullend
van de lach en zichzelf als bavianen op de borst kloppend. Mijn boekentas ging
kapot door alle abrupte landingen op het asfalt. De kers op hun taart serveerde
ik zelf toen ik mijn droomjas vond. Stapelverliefd was ik op de knalgele
parachutestof en opgestikte zakken. De eerste dagen wachtte ik nog uren tot het schoolplein leeg was, maar de vierde dag ging ik ervoor. Vanaf een afstand hoorde ik ze al aankomen; Iris, Neke en Tessa, druk gillend wie met wie achter de kerk had gefoezeld. “Kanaaaaaaaariepietje!” schreeuwden ze en ik wist dat ik het haasje was. Al trappend op hun fiets om me in te halen, hadden ze gruunen gespaard die ze in de greppel rochelend over me uitspuugden. Ik heb mijn jas een week aangehad.
Tijdens mijn studie hoorde ik dat Tessa’s moeder was
overleden. Tessa verhuisde naar Engeland. Ik heb haar geen seconde gemist. Net
nadat ik mijn eerste huis kocht, werd Neke op heterdaad betrapt bij een inbraak.
Hij ging naar de gevangenis.
De jaren gingen voorbij en ik was alles bijna vergeten. De buikpijn. Alle
keren dat ik van ellende in mijn broek had geplast of in de vrieskou naar huis
liep omdat de pestmaffia in de dorpsbus zat. Bijna. Tot vandaag.
Mijn moeder besloot dat er gebakjes moesten komen om mijn
promotie te vieren. We reden naar de Hema en daar stond ze. Iris. Haar vettige piekhaar
vol grijze plukken. Diepe wallen onder haar ogen. Met afgetrapte schoenen stond
ze in een donkerblauw schort achter de vleeswarenvitrine. “Ik wil graag een
onsje rosbief,” zei ik. Iris keek naar mijn plastic tas van het chique
modehuis. Ik trok mijn schouders recht. Met haar ogen naar de vloer gericht
pakte ze zwijgend een schaaltje. Ik schraapte mijn keel. “Die wil ik niet. Ik
wil dat je verse snijdt.” Met gebogen hoofd hurkte ze voor de koelkast. Deze
keer verstond ze me prima.
Heel goed gedaan, de eer aan jezelf gehouden. Aangrijpend verhaal wel!!
BeantwoordenVerwijderenLeuke foto van je :-)
Klasse-column!
BeantwoordenVerwijderenHEEL KNAP GESCHREVEN IK HEB GENOTEN VAN DEZE COLLUM!
BeantwoordenVerwijderenKarma..!
BeantwoordenVerwijderenWie het laatst lacht.....je kunt je eigen het hele verhaal zo voor de geest halen, dus goed geschreven.
BeantwoordenVerwijderenMooi geschreven en vooral knap dat je het doet! Grote knuffel!!
BeantwoordenVerwijderenWie het laatst lacht... (enne..promotie? Gefeliciteerd!)
BeantwoordenVerwijderen