Mijn kapster is vandaag van slag. Afwezig borstelt ze mijn
haar. In plaats van thee geeft ze koffie.
“Is er iets gebeurd?” vraag ik.
Ze trekt haar schouders op en zucht. “Ik kreeg vanmorgen zo’n
raar telefoontje. Een meneer wilde bedanken.”
“Maar dat is toch leuk, een dankjewel?”
Ze is niet overtuigd. “Meestal wel. Als iemand blij is,
bijvoorbeeld. Maar dit was anders.”
Ze maakt me nieuwsgierig. “Waarom bedankte hij je dan, dat
je nu zo in de war bent?”
In de spiegel zie ik dat ze haar ogen kort sluit. Dan
vermant ze zich.
“Hij belde om te zeggen dat hij het gewaardeerd had dat hij
gisteren in onze salon naar het toilet mocht.”
“Maar dat is toch niet raar?” Ik begrijp er niets van.
“Hij wilde even kwijt dat hij zo fijn had gepoept.” Ze
spuugt het laatste woord uit. Ik trek een wenkbrauw op. Om haar te laten zien
dat ik een nette dame ben, nip ik keurig van mijn koffie, alsof het voor mij
volkomen normaal is dat mannen naar kapsalons bellen om dankjewel te zeggen na een
opluchtende bolus.
“Hij vertelde dat hij onderweg was en in zijn auto enorme
aandrang kreeg. Daarom was hij gestopt en onze salon binnen gelopen. Hij was zo
blij dat hij hier naar het toilet mocht, dat hij er speciaal voor terugbelde.”
Ik begrijp het nog steeds niet helemaal. “Maar dat is toch
alleen maar netjes?”
Ze rolt het snoer van de stijltang af en bekijkt me nog een
keer. Dan puft een lange teug lucht door haar lippen.
“Nou,” vervolgt ze. “Hij zei dat hij heerlijk gepoept had,
dat ons toiletpapier zo zacht was en dat hij flink had moeten persen. Daarna vertelde
hij over zijn kringspier, de hardheid van zijn drol door het ophouden en dat
hij de borstel had moeten gebruiken om alles weg te krijgen. Tot in detail!”
“Aha. En hoe reageerde jij?”
“Ik was perplex, liet hem zijn verhaal doen. Ik kon amper
een woord uitbrengen.”
“Dat was precies wat hij lekker vond, zo met jullie bellen.”
In mijn hoofd is het kwartje gevallen.
“Wat is daar lekker aan? Hij bleef wel een kwartier aan de
lijn. Ik durfde niet op te hangen, omdat ik het zo zielig vond dat hij
astmatisch was. Hij kwam amper uit zijn woorden.”
Aan de overkant van ons hoekje klimt een jongetje uit de kinderknipstoel. Zijn moeder wacht al bij de kassa. Als de voordeur dichtslaat, ben ik de enige klant. Mijn kapster trekt een pluk van mijn haar door de warme tang en kijkt om zich heen. Dan buigt ze naar me toe. “Weet je wat het meest gekke is?” Ze fluistert. “We waren gisteren gesloten!”